Adriaan Michiel de Jong

Adrianus Michiel de Jong werd in 1888 geboren in Nieuw-Vossemeer, in Noord-Brabant. De Jong groeide op in een zeer arm rooms-katholiek gezin met nog twaalf kinderen. Zijn vader, Melchior de Jong, was landarbeider en moest op zoek naar een groter inkomen in de stad Rotterdam. Het gezin verhuisde enkele malen, van Nieuw-Vossemeer, naar Steenbergen, naar Rotterdam en Delft. In Delft volgde De Jong een opleiding tot onderwijzer, waarvoor hij in 1906 slaagde. Een jaar later ging hij aan de slag als onderwijzer. In 1915 trouwde hij met Jacoba Koekebacker, tevens onderwijzeres. Het echtpaar kreeg twee kinderen, zoon Mels en dochter Gudi. De Jong trouwde nog tweemaal, na het overlijden van Jacoba en zijn tweede echtgenote.

Kritisch
De Jong werkte inmiddels als onderwijzer in Amsterdam, toen hij, in 1917 werd opgeroepen om zich te mobiliseren tijdens de Eerste Wereldoorlog. Dat gebeurde op 5 juli van dat jaar. Hij begon zijn militaire loopbaan op Entos terrein in Amsterdam, waar hij – vermoedelijk - deel uitmaakte van het Depot VIIe Infanterie Brigarde. De brigade deed haar schietoefeningen op het militaire terrein Zeeburg. Daar is de volgende tekst op de muur teruggevonden:

"God schiep de mens en de dieren,

Maar wie, voor de duivel!, schiep de officieren?"

Het is niet met zekerheid te zeggen, maar men vermoed dat deze tekst geschreven is door A.M. de Jong, gezien zijn kritiek op het militaire gebeuren.

Hij schreef onder zijn pseudoniem Frank van Waes kritische stukjes onder de titel ‘notities van een landstormman’ in het socialistische blad Het Volk. Misstanden, machtsmisbruik en militaire logica stipte hij daarin aan. De stukjes worden gebundeld in het boek met dezelfde titel; Notities van een landstormman. Dankzij zijn ‘commentaar’ werd hij 'gearresteerd 'en moest een gevangenisstraf in het privaat uitzitten. Al duurde het wel geruime tijd voordat de hogere officieren doorhadden wie de militair achter Frank van Waes was. Exacte locaties noemde hij dan ook niet. Door zijn straf kon hij zijn opleiding tot officier, in Harderwijk, niet afmaken. Zijn dienstplicht moest hij voortzetten in het veldleger. In 1928 beschreef De Jong in Frank de Wezels’ Roemruchte JarenI, zijn periode als militair.

 

De Jong schreef tijdens de Eerste Wereldoorlog onderstaande gedicht, afkomstig uit de bundel Het monster van de oorlog samengesteld door R. Kammelar, J. Sicking en M. Wielinga,

 

(Soldatenlied)

 

Ik was een gesjochten koloniaal
halli! Hallo!
Dat weten jullie allemaal
Halli! Hallo!
Maar, ach, de eenige die ’t vergat
Dat ben ik zelf, da’s nogal glad!
Halli! Hallo! Bij ons gaat alles zoo!

 

Nou heb ik twee sterren op m’n kraag
Halli! Hallo!
En daarom zie ik m’n eigen zoo graag
Halli! Hallo!
En jullie hebben de pest aan mijn
Maar da’s allemaal kift en sacherijn!
Halli! Hallo! Bij ons gaat alles zoo!

 

Ik heb geen hersens in m’n kop
Halli! Hallo!
Maar wel een platte pet er op!
Halli! Hallo!
Ik commandeer een complete kompie
En hou ze reuze onder de knie!
Halli! Hallo! Bij ons gaat alles zoo!

 

Ik maak rapporten bij de vleet
Halli! Hallo!
Want ‘k wil, dat iedereen voor me zweet
Halli! Hallo!
Ik pest de sergeants met ‘verstoken van gunst’
Want pesten dat vind ik de leukste kunst!
Halli! Hallo! Bij ons gaat alles zoo!

 

De tamboers legen in ’t kamp de privaat
Halli! Hallo!
De muziek heb ik uit elkaar gepest
Die kankeren nu als de rest
Halli! Hallo! Bij ons gaat alles zoo!

 

Jullie zijn schorum en ik ben de piet!
Halli! Hallo!
Ik heb lekker sterren en jullie niet!
Halli! Hallo!
O, god-allemachies, wat is et toch fijn,
Om baas van een hele kompie te zijn!
Halli! Hallo! Bij ons gaat alles zoo!

 

Carrière
De Jong was voor zijn mobilisatie al een productief schrijver van onder andere romans en kinderboeken, maar hij schreef ook kritische essays en vertaalde werk uit het buitenland. Daarnaast stond De Jong voor de klas als onderwijzer. Na zijn gevangenisstraf ging De Jong aan de slag als chef-binnenland bij Het Volk. Enige tijd later werd hij tot kunstredacteur benoemd. De criticus De Jong vaak verweten niet het belang van de kunst voorop te stellen. Ook werkte hij enige jaren bij de VARA als medewerker literatuur. Daarnaast tekende en reisde hij graag.
Toch groeide de bekendheid van  De Jong.  Niet alleen was hij een bestsellerauteur, de socialist werd ook partijman van de SDAP. Niet iedereen was blij met zijn gestaag groeiende populariteit: in socialistische kringen heerste jaloezie. Zo werd hij afgewezen voor de functie van redacteur van de Socialistische Gids.

Tijdschrift
Dat deed De Jong besluiten om in 1927, samen met Emanuel Querido het politieke literaire tijdschrift Nu op te richten. Dit leidde tot een tegenbeweging, het pamflet  aNti-schUnd. Daarin spraken bekende schrijvers en critici als Menno ter Braak, Edgar du Perron, Hendrik Marsman en Albert Kuyle zich uit tegen de polemische toon tegen het literaire etablishment van Nu
.
Overigens was dit de tweede keer dat De Jong een tijdschrift oprichtte. In 1918 startte hij samen met Kees Vorrink De Nieuwe Stem, een tijdschrift dat een jaar later alweer ophield te bestaan.

Tweede Wereldoorlog
Bij de inval door de Duitsers in mei 1940 probeerde het gezin De Jong naar Engeland te vluchten via IJmuiden. Zijn boeken werden door de Duitse Kulturkamer verboden. De Jong hield, gedurende de eerste oorlogsjaren, enkele tientallen mensen, verborgen voor de Duitsers. In 1942 werd De Jong daarom gearresteerd, als ‘preventief gijzelnemer’. Dankzij een dokterverklaring werd hij echter vrijwel direct weer vrijgelaten. Een jaar later, in 1943, op 18 oktober, werd De Jong thuis in Blaricum vermoord door twee SS’ers, die bij het gezin aanbelden met een smoes over de verduistering. Hoewel mevrouw De Jong de twee heren niet vertrouwde, besloot zij toch koffie voor hen te gaan zetten. Toen zij in de keuken was, werd haar man met twee schoten doorboord. Zijn dood was een represaille voor de moord op een aantal NSB’ers.

Boeken
Naast het pseudoniem Kees de Waes publiceerde De Jong ook onder de naam Herbert D. Ross. In 1925 brak De Jong door met Het verraad, waarna hij zich helemaal ging richten op literatuur. De Jong’s grootste succes waren de boeken over Merijntje Gijzen; vier delen in de serie Merijntje Gijzen’s jeugd en vier delen in de serie Merijntje Gijzen’s jonge jaren. In de boeken over Merijntje, waarvan meer dan een half miljoen exemplaren zijn verkocht, zijn veel jeugdherinneringen verwerkt van de auteur. De Jong schreef de teksten voor de strip Bulletje en Bonestaak, die tussen 1922 en 1928 verscheen. Onderstaande stukje poëzie is een gedicht van zijn hand:

toen ik nog niet kon lopen
was ik reeds geniaal
want als ik op de pot zat
vroeg ik al om 't avondblad
en las 't stripverhaal
mijn moeder zei dat kind
is veel te bij
dat is een heel bijzonder kind
en weet je wat ik zei?

ik wil Bulletje
Bulletje en Bonestaak
ik wil gewoon geen tegenspraak
en verder is het mijn eigen zaak
de hartelijke groeten
van Nico Haak
en ik wil Bulletje en Bonestaak

Zijn boeken waren een tijd lang verboden geweest voor katholieken, aangezien De Jong het in zijn werken opnam voor de zwakkeren in de samenleving – kritisch schreef over politieke en sociale onrecht – werd hij gezien als een socialist. Socialisme werd in die tijd vergeleken met een besmettelijke ziekte.

In zijn geboorteplaats Nieuw-Vossemeer is in 1974 het A.M. de Jongmuseum geopend. Anno 2015 zijn er straten naar A.M. de Jong vernoemd in een tiental plaatsen, waaronder Amsterdam, Hengelo, Uithoorn, Delft en Zoetermeer.

Bijnaam / pseudoniem:
Frank de Waes
Functie / titel:
schrijver, onderwijzer, criticus, redacteur, essayist
Geboorte- en sterfdatum:
29 maart 1888 / 18 oktober 1943
Plaats geboorte:
Nieuw-Vossemeer
Plaats sterven:
Blaricum
Sekse:
Man
Woonplaatsen:
Nieuw Vossemeer, Steenbergen, Rotterdam, Delft, Bergen op Zoom, Amsterdam, Blaricum
Persoonscategorie:

Tags

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 0