De Eerste Wereldoorlog: liederen voor, over en door soldaten

Het soldatenlied is, de naam zegt het al, een lied dat gezongen wordt door soldaten. Ze vallen meestal in één van de twee volgende categorieën: de liederen die van hogere hand worden opgelegd en liederen die worden gemaakt door soldaten zelf. Het eerste soort liederen wordt gezongen tijdens het marcheren. Het tweede soort daarentegen kent een informeel karakter; het wordt vooral gezongen ter amusement, met veel aandacht voor de strijd en de liefde. Zeker de laatste soort liederen staat vol met dubbelzinnige woordspelingen en seksueel getinte verwijzingen. Al zingende probeerden de soldaten de moed erin te houden tijdens de mobilisatie van de Nederlandse troepen tussen 1914-1918.

Gedurende de Eerste Wereldoorlog werden er in de Verenigde Staten alleen al meer dan vijfendertigduizend vaderlandslievende liederen geschreven, waarvan er zevenduizend ook daadwerkelijk werden uitgebracht. Aangezien Amerika tot aan 1917 neutraal was, werd tot die tijd in de liedjes vooral opgeroepen om dat ook te blijven. Na 1917 veranderde de toon van de liederen en waren ze aanmoedigend en moreel van aard en inhoud. Één van de beroemdste liedjes uit die tijd is waarschijnlijk Till we meet again. Een ander voorbeeld is It’s a long way to Tipperary nog steeds een bekend marslied - dat werd geschreven in 1912 door de Engelsman Jack Judge. Het lied draagt het verlangen naar huis uit, een thema dat geregeld in soldatenliederen opduikt. Het was niet alleen populair onder de Ierse soldaten vanwege de verwijzing naar de Ierse plaats Tipperary maar het werd ook gebruikt door de Russen en de Fransen. In Nederland werden er verschillende bewerkingen gemaakt op het lied, onder andere door Rafaël Kapper ('t Is zoo'n lange weg naar Tipperary) en Heintje Davids (Ik ben Mary van Tipperary).

Onderstaande tekst lijkt volgens de J. Sicking, R. Kammelar en M Wielinga, de redacteurs van het boek De monsters van de oorlog erg op de Nederlandse parodie die geschreven is door Maurice Dumas en in het bezit is van het Theater Instituut Nederland.

"Je reinste onzin die men ooit
in dit leven ons aanbood,
Dat is het zingen van een lied,
In ’t aanschijn van de dood.
De soldaten van over de zee,
Gaan zingend naar de strijd,
Al regent het schrapnel of bom.
Toch hoort men wijd en zijd:

’t Is een heel eind, naar Tipperary,
’t Is een heel eind om te gaan,
’t Is een heel eind, naar Tipperary,
Naar ’t liefste meisje dat ik ken.
Vaarwel, Piccadilly,
Vaarwel, Leicester Square,
’t Is een lange weg naar Tipperary,
Maar Molly keert niet weer.

(...)

En in ons stijve vaderland, heeft men
Ook in dat lied plezier,
Want met een kwade oorlogswind,
Woei ’t Tipperary-lied naar hier.
Men hoort niets meer dan Tipperary,
Een ieder zingt dat lied,
Vraagt men hen waar Tipperary ligt,
Weet menigeen dat niet. (...)"

Muzikale soldaten

Er zijn een flink aantal soldatenliederen – vroeger ook wel ‘volksliedjes’ genoemd – bewaard gebleven die zijn geschreven door soldaten ten tijde van de Eerste Wereldoorlog en de mobilisatie van het (Nederlandse) leger. Zo was Landweer-sergeant Henri Overduin (Naarden, 1883), in het dagelijks leven een boekhouder, aan het begin van de oorlog gemobiliseerd in het fort bij Nigtevecht. Daar schreef hij het lied Het fort. Dit lied is bewaard gebleven doordat het door Koos Speenhoff werd opgetekend. Tijdens zangavonden, in de bergloods bij het fort werd er gestart met het Wilhelmus, om vervolgens Het fort te zingen:

"Wat is het beste wat men kent ? - Het Fort.
Waar wordt elk militair verwend? - In 't Fort.
Waar werk je tot je de slaap overmant,
En visch je aan den wallekant?
In 't Fort, 't Fort, 't Fort.

Waar wordt een ieder vetgemest? - In 't Fort.
Waar wordt met bier je dorst gelescht? - In 't Fort.
Waar vindt een ieder man het fijn,
Als hij kan trekken aan de lijn?
In 't Fort, enz.

(...)

Waar kan je je vrouw zien aan de poort ? - In 't Fort.
En hoor je vaak praatjes ongehoord ? - In 't Fort,
Waar zwommen ze zonder zwembroek aan,
Als men dat niet was tegengegaan?
In 't Fort, enz.

(...)

Waar mag dus nooit de vijand in? - In 't Fort.
En zullen we strijden verheugd van zin ? - In 't Fort.
Waar zal de leus zijn: liever dood dan geknecht?
En sneuvelen we dan liever allen flink in het gevecht
Voor ons Fort, ons Fort!"

Cabaratiers ten strijde

Niet alleen soldaten aan het front componeerden liederen. Johan Hendricus ('Koos') Speenhoff (1869-1945), destijds een bekende auteur van liedjes, schreef ook enkele bekende nummers waaronder Minneliedje van een Engelsche Krijgsgevangene, waarin de Engelse soldaat Tommy, na jarenlang krijgsgevangene te zijn geweest, verliefd wordt op de Hollandse Aaltje. Ook Luitenant Jandome en Holland Ons zijn van de hand van Speenhoff. Dat laatste nummer kenmerkt zich door roerende nationalistische teksten:

"Nooit wordt hier een taal gesproken,
Dan de taal van ons Gezag.
Nooit wordt hier een vlag gestoken
Dan de rood, wit, blauwe vlag.
Niemand zal aan Holland raken,
Holland eeuwig voor ons vrij.
Die daar trouw voor zullen waken,
God verhoor ons, dat zijn wij.

(...)

Holland zullen wij niet geven,
Holland is ons hoogste goed.
Daarvoor geven wij ons leven,
Daarvoor storten wij ons bloed.
Holland wordt geen land van slaven,
Holland ’s Grond wordt nooit onteerd.
Liever dood erin begraven
Dan als knecht er geregeerd."

Muziek van vuilsten en laagsten inhoud

Bovenstaand lied werd dankzij de toenmalige minister van Oorlog, Bosboom, opgenomen in de hernieuwde uitgave van de Zangbundel voor het Nederlandsche Leger. Deze bundel werd gepubliceerd met als doel het gezamenlijk zingen in beschaafde zin te bevorderen in het leger. De vereniging voor de volkszang publiceerde de bundel en organiseerde daarnaast ook propagandistische activiteiten zoals rondreizende zangdocenten en zangdemonstraties voor de militairen. De bundel werd uitgebreid met daarbij aanwijzingen voor instrumentale begeleiding. Speenhoff had voor de uitbreiding zijn lied Holland ons ingezonden maar dit nummer werd geweigerd door de commissie. Speenhoff stond volgens toenmalig Tweede Kamerlid Duymaer van Twist namelijk bekend om het uitbraken van liedjes van "de vuilsten en laagsten inhoud". Bosboom heeft er toen persoonlijk voor gezorgd dat het lied wél werd opgenomen. Uiteindelijk werd het één van de populairste liedjes onder de soldaten. Speenhoff was zelf ook door de overheid aangesteld in het kader van de zangpropaganda. Hierover schreef hij korte stukjes in de Telegraaf, die zijn gebundeld in het boekje In de forten.

Maar niet iedereen liep in pas met het Ministerie van Oorlog. Een heel ander soort lied werd geschreven door Dirk Witte, een zanger en tekstschrijver die meermaals samenwerkte met de Nederlandse cabaratier Jean-Louis Pisuisse. Zijn nummer Het Wijnglas uit 1918 is een bittere aanklacht tegen de oorlog en het feit dat de rijken en machtigen er zonder kleerscheuren vanaf kwamen, terwijl gewone mensen massaal het leven lieten.

" 's Avonds lezen w'in de kranten
Hoe het ging die dag aan 't front,
Zoveel honderd weer gevallen,
Zoveel duizend weer gewond.
Zoveel kind'ren zonder vader,
Zoveel moeders zonder kind...
En we vragen wanneer eens toch
Dat gemoord een einde vindt...

Maar des morgens - welk een vreugde
Lezen w'in het ochtendblad
Dat er een banket geweest is
In de een of and're stad,
Waar Lloyd George heeft gedronken
Op het welzijn van z'n land,
Waar de oorlog werd gewonnen
Met het wijnglas in de hand! (...)"

Cover-succes

In de jaren zestig kreeg het lied Achter in het stille klooster bekendheid, doordat het werd gezongen door de Zangeres zonder Naam. Het lied is een vertaling van een Duits nummer, dat werd geschreven omstreeks 1870. De Nederlandse versie dateert van na de eeuwwisseling. Het lied vertelt het verhaal over een moeder die haar zoon komt opzoeken in het klooster. Hij ligt daar zwaargewond als gevolg van de strijd. Bij de deur hoort ze van de non dat haar zoon niet meer is, hij is gestorven voor het vaderland. De moeder kiest dan ook voor de dood. Samen worden ze begraven onder één steen. De Zangeres zonder Naam zong ook meerdere liederen over de Tweede Wereldoorlog en oorlog in het algemeen. Bekende titels zijn: Één brug te ver, De onbekende heilsoldaat en Nooit geen oorlog meer. Hieronder is de tekst weergegeven van Achter in het stille klooster, waarvan de Zangeres zonder Naam opmerkelijk genoeg alleen de laatste vier coupletten zong.

"Zachtjes klinkt het avondklokje,
Alles keert ter ruste weer,
Vogelen zingen treurige liederen,
't Zonlicht daalt in het westen neer.

Achter in het stille klooster,
Zusters in hun zwarte dracht,
Zij verplegen daar de lijders, 
Die gewond zijn aangebracht.

Beide deuren staan wijd open,
En een Zuster treedt daarin,
Met een jongeling in haar armen,
Die nooit weer ten strijde ging.

Beide benen afgeschoten,
En daarbij een rechterhand,
Want hij had zo trouw gestreden,
Voor zijn eer en vaderland.

Aan de deur van 't stille klooster,
Klopt een droeve moeder aan,
Ligt m'n zoon hier, zwaar gewond soms? 
'k Zou zo gaarne tot hem gaan.

Arme moeder sprak de zuster,
Uwe zoon, hij leeft niet meer,
Al zijn lijden, is geweken, 
Hij stierf voor zijn land en eer.

Bij het ziekbed aan gekomen,
Nam zij 't witte doodskleed af,
En in tranen, stort zij neder,
Delf voor hem en mij een graf.

Op het kerkhof ligt begraven,
Ene moeder en haar zoon,
En nu strijden, zij voor eeuwig,
Ja, voor eeuwig voor Gods troon."

Op de bon

Hoewel Nederland neutraal was tijdens de Eerste Wereldoorlog kreeg het toch te maken met de gevolgen van de strijd. Niet alleen werden de Nederlandse mannen gemobiliseerd om ons land te bewaken, Nederland werd ook een opvangkamp voor ruim een miljoen Belgische vluchtelingen. Zowel door deze vluchtelingen als de belemmering van handelswegen ontstond er schaarste aan de primaire levensbehoeften. Het voedsel ging op de bon. In de grote steden en in de zuidelijke provincies was de nood het hoogst. Op een gegeven moment was er geen aardappel meer te krijgen en plunderden de huisvrouwen de voedselvoorzieningen voor het leger. In 1917 werd het ‘oorlogsbrood’ bezongen door Maupie Staal, een zanger en entertainer uit Rotterdam:

"Een bon voor thee, een bon voor koffie,
Een bon voor karnemelkse pap,
Een bon voor vet, een bon voor grutten,
Een bonnetje bij elke hap,
Een bon ook voor een lief klein kindje,
Wat de ooievaar ons biedt,
Maar als je hem geen bon kunt geven,
Krijg je het kindje lekker niet.

Een bon voor zeep, een bon uien,
Aardappelen en verse vis,
Steenkolen en bruine bonen,
Voor zover……voorradig is.
Spoedig krijg je ook nog bonnen
Voor sigaretten en voor bier.
En je moet een bon meebrengen
Bij de meisjes van plezier."

Veteranen

Na de oorlog keerden de soldaten uit heel Europa huiswaarts. Ook verminkte soldaten kwamen terug; blind, doof, zonder benen of armen. In eerste instantie werden zij bejubeld. Het vaderland was immers vrijgevochten. Maar als snel werd er met afschuw over de oorlog gesproken: voor oorlogsinvaliden werd er weinig geregeld. Zij moesten zichzelf zien te redden in de maatschappij. Dit leverde veel kritiek, onder andere bij zangers. In 1919 werden de eerste liederen over het leed van deze jongens geschreven en gezongen. Onder hen was Willy Derby, die het nummer ‘Blindgeschoten’ uitbracht:

"Het is gedaan, ik mag weer huiswaarts keren
‘t Gevaar is weg, mijn vaderland is vrij
Ons roemrijk vaan kan schitterend triomfeeren
Het land viert feest en denkt niet meer aan mij
Wie zou er immers aan zo’n mindere denken
Wat geeft het wat het noodlot deed
Zo’n mensenleven telt immers niet mee
Worsteld’ het vaderland soms om privé

Ik deed mijn plicht, ik heb als een leeuw gevochten
Tot aan het laatste uur der laatste dag
Het moordend lood en staal mijn ogen zochten
Ik sindsdien steeds nacht wat ik om me henen zag
‘k Ben ongelukkig nu voor heel mijn leven
Als blindgeschoten jonge vent
Mijn leven is een marteling en ellend’
In donkere nacht tot aan het bitt’re end

Ik zie nooit meer de glans van mijn moeders ogen
Terwijl mijn blik vergeefs de hare zoekt
Mijn zalige liefdesdromen zijn vervlogen
O God waarom ben ik toch zo vervloekt
Nooit zal ik meer die blijde zon zien schijnen
En leef ik in die eeuwige nacht
Terwijl ik naar mijn stervenssponde smacht
Lief vaderland, ik heb mijn plicht volbracht
‘k Uit als een laatste klacht… vaarwel."

 

Tags

Reageren