J.H. Speenhoff

Jacobus Hendrikus Speenhoff werd geboren op 23 oktober 1869 te Kralingen als Jacobus Hendrikus de Jager. Zijn vader, Jacob Speenhoff, een fabrikant in isoleermateriaal en zijn moeder, Magdalena de Jager, een eenvoudige vrouw, trouwden drie jaar na de geboorte van hun enige zoon. Later kregen zij nog een dochter. Speenhoff kon niet aan zijn vaders´wens voldoen om hem op te volgen in de fabriek. Hij verliet vroegtijdig het HBS en had een korte loopbaan bij de marine. Waarna hij zijn vader enige jaren vertegenwoordigde. Hierna besloot Speenhoff te gaan reizen. In 1895 vertrok Speenhoff naar Rotterdam, waar hij werkzaam was als schrijver en tekenaar.

Op 24 augustus 1905 trouwde Speenhoff met Cesarina Prinz. Zij was de dochter van een Luxemburger en een Duitse. De twee treden samen op onder de naam de heer en mevrouw J.H. Speenhoff-Prinz.

Liedjes, wijzen en prentjes
In 1902 debuteerde Speenhoff met zijn eigen, geschreven liedjes in de Tivoli Schouwburg in Rotterdam. Deze werden gekenmerkt door een sterk, sociaal bewogen karakter, het eenvoudige taalgebruik en het satirische karakter. Speenhoff had direct succes met zijn liedjes. De Nederlandse burger herkende zich in de situaties die Speenhoff bezong. In 1903 werden zijn liedteksten voor het eerst gebundeld in Liedjes, wijzen en prentjes. Deze bundel werd door Speenhoff zelf geïllustreerd. De bundel werd binnen twee jaar vier keer herdrukt. Toch werd het liedjesboek niet bij iedereen positief ontvangen; zo noemde pastoor W.P.H. Jansen Speenhoff in het tijdschrift Lectuur (1904) een ´prut-poëet. Hij vond dat de eigenlijke titel van de bundel Misselijke rijmelarijen, op misselijke deunen, misselijke schetstekeningen had moeten zijn, aangezien Jansen vond dat de schunnige liedjes van Speenhoff de titel ´liedjes´ niet verdienden, evenzo diens wijzen en prenten. Desondanks verschenen er maar liefst acht bundels in de serie Liedjes, wijzen en prentjes. Na 1921 verscheen er een tweede reeks met vijf uitgaven, waarin de liedjes opnieuw werden gedrukt.

Op 13 februari 1915 vierde Speenhoff zijn koperen artiestenjubileum. Dit werd groots gevierd met de aanwezigheid van vaderlands bekendste artiesten. Ter gelegenheid van het jubileum werd er een gedenkboek uitgegeven.

Katholiek
Speenhoff was niet zoals alle andere artiesten. Tijdens zijn opdracht was hij verkleed als deftige dominee en stond hij achter een lessenaar. In combinatie met zijn ´schunnige´ liedteksten, zorgde dit voor een groot contrast. Dit leidde tot kritiek in katholieke kringen. Des te groter was de verbazing en woede bij zijn fans, toen Speenhoff zo´n tien jaar later, zelf katholiek werd. Hij beweerde spijt te hebben van zijn vroegere werk. Deze uitspraak heeft hij overhaast gemaakt, want later herriep hij zijn woorden. De verwarring was echter al gezaaid. Speenhoff wilde voortaan aangesproken worden met de heer J.H. Speenhoff, terwijl heel Nederland hem kende als Koos Speenhoff, een naam die hem ook door het volk was gegeven.. Speenhoff wilde zijn imago van linkse volksdichter veranderen in die van een deftige heer.

Afname populariteit
Speenhoff´s populariteit nam rond 1920 af, niet alleen doordat hij toen zelf de dominee ging spelen op het podium, maar door een combinatie van een aantal factoren. Speenhoff bleef te lang teren op zijn oude succes. Er verschenen geen nieuwe liedjes meer van zijn hand. Dit gebeurde in een tijd waarin juist veel jonge artiesten in opkomst waren. Zij kenden een moderne manier van musiceren. Hij was afgunstig en verbitterd over hen, maar paste zijn eigen manier van werken niet aan aan de nieuwe tijd. Speenhoff werd minder geboekt voor optredens en bij zijn optredens kwam minder publiek, daardoor liepen zijn inkomsten terug. Dit leidde uiteindelijk tot een faillissement in 1927.

Door zijn antifeministische uitspraken keerden zijn vrienden zich van hem af. Daarnaast werd Speenhoff gezien als een ´onvaderlandslievend´. In zijn laatste jaren schreef Speenhoff artikelen voor het Rotterdamsch Nieuwsblad en De Groene Amsterdammer. Hij verhuisde van Rotterdam naar Haarlem en van Haarlem naar Den Haag. Speenhoff trad namelijk, onwetend, op in een pro-Duits kader. Hij overleed op 3 maart 1945 in Den Haag, bij het bombardement op Bezuidenhout. Speenhoff werd op Crooswijk in Rotterdam begraven. Zijn vrouw raakte ook bij het bombardement gewond. Zij overleed een jaar later. De lijfspreuk van Speenhoff was ´Het is anders´.

Eerste Wereldoorlog
Speenhoff heeft – mede – blijkens zijn bundel Soldatenliedjes (1916) veel gedicht over het soldatenleven en andere onderwerpen die met de Eerste Wereldoorlog te maken hebben. Dat was niet gek, aangezien Speenhoff in 1914 door de overheid werd ingehuurd om langs de gemobiliseerde troepen te trekken en de gelegerde soldaten te vermaken met cabaret. Dat deed Speenhoff samen met zijn vrouw. Over die optredens schreef Speenhoff stukjes in De Telegraaf, die veel bijzonderheden bevatten over het dagelijks leven van de soldaten. Deze korte stukjes werden nog hetzelfde jaar gepubliceerd in de bundel In de forten. Van de gezongen liedjes voor de soldaten zijn echter nooit opnames gemaakt, wat niet rijmt met het vele opnamemateriaal dat is overgeleverd uit andere periodes.

Uit zijn bundel Soldatenliedjes is onderstaand liedje ´Inkwartiering´ afkomstig. Hierin bezingt Speenhoff het fenomeen inkwartiering: soldaten worden bij burgers in huis gemobiliseerd. Dit gebeurde zowel op het platteland als in de stad.

De Driessens kregen inkwartiering
Zoo goed als ieder in de buurt
Een stuk of drie gezonde lummels
Die waren naar hen toegestuurd.
De meiden lachten in de keuken
Nou zou je ´s ´n grappen zien.
De jongens werden goed ontvangen
Door Aaltje, Jansje en Katrien.

Ze moesten mee aan tafel eten

Al hielden ze niet d'r fatsoen,

En moest soms Driessens er op wijzen

Dat Klaas geen rarigheid mocht doen.

Hij lei zijn afgekloven kluiven

Weer netjes in de soepterrein.

Ze aten liever in de keuken

Bij Aaltje, Jansje en Katrien.

 

Ze moesten de salon bezoeken

Al trokken ze hun jassen uit,

En maakte Hein niet met z'n lippen

Soms menig zonderling geluid.

Ze moesten flauwe praatjes maken,

Of speelden met z'n allen kien.

Ze gingen liever zitten vrijen

Met Aaltje, Jansje en Katrien.

 

Ze moesten in een kamer slapen

Waar kribben waren neergezet.

Ze kregen 's avonds tegen tienen

Een warrem kruikie mee in bed.

Ze snurkten dadelijk als ossen

En droomden heel de nacht misschien

Van zoenen, vrijen en beminnen

Met Aaltje, Jansje en Katrien.

 

En Driessen die zat maar te peinzen

Wat hij z'n jongens geven zou.

Hij las ze voor uit Multatuli

Of praatte met ze over Shaw.

Hij speelde uren lang sonates

Of liet ze studieboeken zien.

Ze zouden liever zoenen leeren

Van Aaltje, Jansje en Katrien.

 

Ze mopperden soms heele dagen

En Driessen snapt niks er van;

Ze wilden liever gaan verhuizen

Waar je 's lekker lachen kan.

't Was niet langer uit te houden,

Onzijdigheid was goed misschien

Maar niet voor drie gezonde jongens

Bij Aaltje, Jansje en Katrien

Niet alleen Speenhoff trok langs de gemobiliseerde soldaten om vermaak te bieden, ook Dirk Witte, Clinge Doorenbos, Loouis Davids en Maurice Dumas boden door middel van cabaret, dat in die tijd in opkomst was, een avondje ontspanning.

Krekelzangen
In 1918 verscheen Speenhoff´s bundel Honderdtien krekelzangen. Deze bundel is wederom gevuld met liedjes en gedichten die gaan over de Eerste Wereldoorlog en de invloed van de oorlog op de situatie – ten tijde van – in Nederland. Onderstaand tekstje is een fragment uit een krekelzang. In deze krekelzang vraagt de meester aan zijn klas:

Wie van jullie gooide bommen
Op het stadje Zierikzee
Zeg de waarheid, kwaje bengels
Ik moet weten wie ´t déé!

Zo beschrijft Speenhoff in zijn lied Over de grenzen gekomen de overlast die gevluchte krijgsgevangenen uit Duitsland veroorzaken± vandalisme, openbaar dronkenschap en andere criminele activiteiten.

Komt, ontvluchte krijgsgevang´nen
Welkom, Pas Intrantibus!
Springt maar over onze grenzen
En ontvangt een broederkus,
Smult maar mee van onze tafel.
Schaamt je niet, ´t kan niet op,
Zelfs al zette uw regering
Onzen heelen invoer stop,
Slentert vrij door onze straten
Breekt eens in, wanneer je kan.
Van ´t schelden uwer vrienden
Trekken wij ons toch niets an.
Wordt maar dikker in ons midden,
Tot de oorlog is gedaan.
Als je dan bent thuis gekomen.
Kan je mee aan ´t schelden gaan.
Wil je soms ´n fietsje gappen?
Heb je lust in spioneeren?
Pikt maar in en wees niet bang,
Kijkt maar rond en ga je gang.
Zwaait maar dronken door de kroegen,
Slaat de dienders op hun kop,
Arme, brave krijgsgevang´nen,
Haalt je hart hier maar eens op
Als de vrede wordt gesloten,
En de oomes praten gaan,
Mag je onze volksbelangen,
Met een vloek, wel overslaan,
Dankbaar hoef je niet te wezen,
Holland deed gewoon zijn plicht.
Alles zullen we verdragen
Met een vriendelijk gezicht.
Noemt ons smokkelaars en lafaards
Lieve, weldoorvoede gast.
Laat ons stevig meebetalen
In den wereld-oorlogslast.
Alles kan je van ons krijgen
Alles wat je oog maar ziet,
Maar voor jullie mee gaan vechten,
Vriend… dat lappen wij ´m niet.

Daar komen de schutters
Onder deze naam staat ook wel het bekendste liedje De schutterij van Speenhoff bekend. Het lied heeft hij in 1904 geschreven. Het is echter ook de titel van het boek dat in 1943 bij uitgeverij A.A.M. Sluis verscheen. In dit boek haalt Speenhoff herinneringen op aan vrienden, kennissen en bekende en minder bekende personen die hij in zijn leven heeft ontmoet of over wie hij heeft horen vertellen. Zo komen onder andere Multatuli, sir Henry Deterding, Jean Louis Pisuisse, Henry ter Hall en Lodewijk van Deysel. Zo schrijft hij bijvoorbeeld over zijn de ontmoeting met zijn echtgenote±

´Onmiddellijk nadat ik haar had ontmoet gevoelde ik dat ik voor mijn leven klaar was. Dat ik door mijn examen was en ten anker kon gaan. Al reeds denzelfden avond van onze ontmoeting vergezelde ik en hare moeder, die haar als bewaakster diende, naar de Warmoesstraat waar ze overnachten in een klein doch zindelijk hotel.´

De tekst van Speenhoff´s beroemdste lied:

Daar komt de schutterij,
Met vaandels en met pluimen.
Zij lopen in de rij,
Zij kauwen op d'r pruimen.
Wat zijn ze in hun sas!
't Is of hun neuzen krullen!
Zij lopen in de pas
Als lieve, zoete knullen.

Daar komen de schutters,
Zij lopen zich lam,
De mannetjesputters
Van Rotterdam!
O wat een geschitter!
Wat maken ze lef!
Dat komt van de bitter
En 't plichtsbesef.

De generaal die gromt,
En geeft de vent een lijpie
Die op de vlakte komt
Met 'n sigaar of pijpie.
Maar schutters zijn zo gaar,
Ga ze niet koejeneren;
Ze stoppen d'r sigaar,
In d' loop van hun geweren.

Daar komen de schutters,
Zij lopen zich lam,
De mannetjesputters
Van Rotterdam!
O wat een geschitter!
Wat maken ze lef!
Dat komt van de bitter
En 't plichtsbesef.

Een schutter is een klant
Die niemandal kan bommen;
Durf jij, vraagt de sergeant,
Hier zonder schoenen kommen?
Dan antwoordt hij beleefd:
Sergeant ben jij bekrompen;
Als ik geen schoenen heeft,
Dan schutter ik op klompen.

Daar komen de schutters,
Zij lopen zich lam,
De mannetjesputters
Van Rotterdam!
O wat een geschitter!
Wat maken ze lef!
Dat komt van de bitter
En 't plichtsbesef.

Wanneer de generaal
De troep gebiedt te zwijgen,
Dan roept er een brutaal:
"Kijk jij maar naar je eigen.
Jij kan, wat mij aangaat,
Wel naar de duvel lopen;
Als jij zo'n toon aanslaat
Kom 'k nooit jouw kaas meer kopen!"

Daar komen de schutters,
Zij lopen zich lam,
De mannetjesputters
Van Rotterdam!
O wat een geschitter!
Wat maken ze lef!
Dat komt van de bitter
En 't plichtsbesef.

De schutter is 't beeld
Der Nederlandse natie,
Maar dat 'm dat verveelt
Dat merk je an zijn facie.
Nooit heeft-ie bloed vermorst.
Liefst staat hij naast zijn wapen,
Voor vaderland en vorst,
Een uur of drie te gapen.

Daar komen de schutters,
Zij lopen zich lam,
De mannetjesputters
Van Rotterdam!
O wat een geschitter!
Wat maken ze lef!
Dat komt van de bitter
En 't plichtsbesef.

BIS-COUPLET

Als eenmaal onze stad
De schutters op gaat doeken,
Dan drinken zij zich zat,
Dan gaan ze ruzie zoeken.
Als dan op 't veld van eer
Een schutter wordt gevonden,
Is hij voor d'eerste keer
Een lijk of 'n gewonde.

Daar liggen de schutters,
Zij voelen zich lam,
Die mannetjesputters
Van Swammerdam!
Weg is hun geschitter
En weg is hun lef!
Dat komt van de bitter
En 't plichtsbesef

Bijnaam / pseudoniem:
Koos Speenhoff
Functie / titel:
Zanger, artiest
Geboorte- en sterfdatum:
23 oktober 1869 / 3 maart 1945
Plaats geboorte:
Kralingen
Plaats sterven:
Den Haag
Sekse:
Man
Woonplaatsen:
Kralingen, Rotterdam, Den Haag

Tags

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 0