Rudi van Dantzigs verblijf in Friesland tijdens de Tweede Wereldoorlog (9)

Rudi van Dantzigs verblijf in Friesland tijdens de Tweede Wereldoorlog (9)

Rudi van Dantzig verbleef in de Tweede Wereldoorlog als elfjarig Amsterdams jongetje bij het gezin van Wabe en Akke Visser in Laaksum, een dorpje aan het IJsselmeer in Zuidwest Friesland in de buurt van Warns. Hij schreef er een autobiografische roman over die een bestseller werd: ‘Voor een verloren soldaat’.

Rudi van Dantzig overleed op 19 januari 2012. In het blad van het Histoarysk Wurkferbân Gaasterlân schreef Iris Maaskant een uitgebreid artikel over Van Dantzigs verblijf in Friesland.

Iris Maaskant zocht de leden van de familie Visser, waar Van Dantzig was ondergebracht op om het verhaal van Van Dantzig te toetsen aan hun eigen herinneringen. Alle kinderen van Wabe en Akke waren nog in leven en hadden veel te vertellen, niet alleen over Rudi van Dantzig, ook over het leven in Laaksum, zoals het in de oorlogsjaren en ver daarvoor was.

Van Dantzig ging naar de christelijke lagere school in Warns. Het hoofd van die school was meester de Jong. We zullen hem nog tegenkomen. Hij is mijn grootvader, pake in het Fries. Zijn voornaam was Lucas.

We publiceren het verhaal in afleveringen. Elke week verschijnt er een nieuwe aflevering

Aflevering 9

Meint (vervolg)  

Er was nog een meisje uit Amsterdam op school, Marietje. Ze zat op het Rooie Klif bij een boertje. Dat was een heel mooi meisje. Ook op school zat Jan, die kwam ook uit Holland. Daar ging Rudi wel naartoe.

Op zondag liepen we naar de kerk op onze zondagse klompen. De kerk was van negen tot elf. Na de dienst kregen we bij mijn grootouders in Warns een stukje koek. We mochten niet spelen, omdat we onze kleren niet vuil mochten maken. Daarna gingen we naar huis om te eten en dan weer naar de

kerk van half twee tot half vier en dan nog zondagsschool en je versje leren voor de maandagochtend.

Banken met een deurtje

‘s Winters ging je in het donker naar de kerk en als je er ‘s middags uitkwam, was het al weer donker. Voorin waren de stoelen voor de vrouwen, mijn vader kocht er vier voor een rijksdaalder per jaar. Meer achterin waren de vaste plaatsen in de banken met een deurtje. Daar zaten wij ‘s morgens met mijn vader, mijn moeder ging ‘s middags. Achterin waren de plaatsen vrij.

Mijn vader was korte tijd ouderling. Dan moest hij de ochtenddienst openen met gebed. Dat vond hij moeilijk, hij was maar een eenvoudige man. En daarom kocht moeder een gebedenboek voor hem.

Duits commando

Dat Rudi ooit meegevaren is, kan ik mij niet meer herinneren. Dat we schapen op de schouw vervoerden naar Staveren is waar. Dat was zwarte handel, dat ging stiekem. Als je schapen over het water vervoerde kreeg je geen last met de Duitsers. Er was een Duits commando in Staveren en als je de schapen over de dijk bracht, werd je gecontroleerd.

Met de bevrijding gingen we allemaal kijken bij de Warnser brug op het Noord. Daar hadden de Canadezen hun kamp opgeslagen. Dat Rudi tekeningen heeft gemaakt voor het bevrijdingsfeest, daarvan kan ik me niets meer herinneren en ook niet dat hij thuis zat te tekenen. Maar het was wel zo’n soort jongen, zulke dingen pasten wel bij hem.

De begrafenis van Heit

Na de oorlog kwamen Rudi’s ouders bij ons en gingen wij in Amsterdam logeren. Dat was in de Lanceloetstraat. We gingen met lijn 7. Dat was net zo anders voor ons, als het voor Rudi bij ons was geweest. Daarna hoorden we vele jaren niets van elkaar. Het contact kwam weer op de begrafenis van Heit en op de 80ste verjaardag van Mem.

De film lag me niet. Ik heb lang geaarzeld om ernaar toe te gaan. Andere mensen die je vader en moeder spelen en jezelf, dat is niet prettig. Ik was het ook met allerlei dingen niet eens. We waren bij zijn afscheidsvoorstelling en op zijn begrafenis.

Het IJsselmeer en de Waddenzee

Ik ben mijn hele leven visser geweest. Ik werd op mijn dertiende tweede knecht aan boord bij Heit, naast Popke, op de HL 1. Later ging Popke naar Medenblik en ging ik samen met Harmen, mijn jongste broer, vissen op een kotter, die we kochten in Lemmer.

We visten vanuit Staveren op het IJsselmeer op snoekbaars en paling en ook op garnalen in de Waddenzee. Ik heb gevist tot ik 68 was. Harmen was het jongste kind. Hij woonde niet thuis toen Rudi kwam. Hij was bij mijn oom Harmen in huis gekomen, omdat mijn vader nog zo zwak was na de nieroperatie en mijn zusje Pieke het jaar daarop kinderverlamming kreeg.

Toen mijn broer later weer thuis kwam wonen, was het voor hem net zo vreemd als het voor Rudi was geweest. Hij moest weer helemaal wennen in het gezin.’

Foto: vissen op het IJsselmeer, (foto Koen Suyk)

Volgende week aflevering 10

https://www.geschiedenisgaasterland.nl/
https://www.geschiedenisgaasterland.nl/wp-content/uploads/2017/02/13fan-Klif-en-Gaast-2012-2.pdf  

Circa:
Nee

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 0