Nippon, Couperus reist door Japan

Na zijn reis in 1921 door Nederlands-Indië maakte Louis Couperus in 1922 met zijn echtgenote een reis van vier maanden door Japan. In feuilletons in de Haagsche Post berichtte Couperus daarover.

Deze Japanse feuilletons werden in 1925 gebundeld onder de titel Nippon. Japan viel – na Nederlands-Indië– een beetje tegen. In zijn feuilletons gaf hij er blijk van volk en cultuur eigenlijk niet goed te begrijpen. Hij betreurde dat Japan zich steeds verder liet beïnvloeden door het Westen. Toch deed Couperus veel moeite om door te dringen in land en zeden en wist hij in zijn uitvoerige verslagen een fascinerende inkijk te geven in cultuur en gewoonten van de Japanners rond 1920.

Nippon verscheen in 1925 bij de firma H.P. Leopold, die ook de bundel Oostwaarts had uitgegeven, waarin de Indische reisfeuilletons waren verzameld.

Kersebloesems

Na de lange reis door Sumatra, Java en Bali bereikte het echtpaar Couperus in februari 1922 Hong Kong. Couperus en zijn vrouw hadden heel weinig tijd voor China, want er was al oponthoud in Borneo geweest en koste wat het kost wilde Couperus op tijd in Japan zijn om de beroemde kersebloesems te zien bloeien. In ijltempo deden ze enkele bezienswaardigheden aan, zo bezochten ze bijvoorbeeld het Portugese Macau. Via Shanghai bereikten ze uiteindelijk de haven van Nagasaki.

Tijdens een tocht per auto deed Couperus zijn eerste indrukken van het landschap op: ‘Het Japansche landschap, zooals je het kent van lakwerk en porcelein en schilderkunst… bestaat. Het is precies zoo, als ze het je hebben afgebeeld. Gestyleerd maar toch realistisch. Het was geen aardigheid en fantasie van de Japansche artisten. Wat je reeds kende als kunst of wat doorvoor doorging… zie je nu, niet in een droom, maar met je lichamelijke oogen.’  

Schone paleizen, vieze straten

Louis en Elizabeth Couperus doorkruisten grote delen van Japan. Van Nagasaki ging het naar Kobe en Kyoto. Yokohama werd aangedaan, evenals Tokio. Couperus liet zich overrompelen door Japan en deed uitgebreid verslag van zijn bevindingen in de Haagsche Post. Al snel bekroop hem echter een gevoel van teleurstelling over wat hij zag. Couperus ergerde zich aan de tegenstellingen:  in de tempels en paleizen was het smetteloos schoon, maar op straat was het vaak vreselijk vies:  ‘Tegenover de meticuleuze reinheid in paleizen en vele woningen staat de smerige onzindelijkheid in straten en publieke parken. Tegen de gewoonte van het zeer warme bad, staat het uitzicht van het gewone volk, dat slordig is en afkeerwekkend van vele huidziekten.’

De nachtlooze paleizen

Couperus concludeerde dat de Japanners een ‘hybridisch’ volk zijn: ‘antiek en modern, artistiek fijn en plomp, verzorgd rein of zeer vuil’, alles bestond naast elkaar. Tot de indringendste gedeelten in Nippon behoren de feuilletons die Couperus schreef over de prostitutiewijken in Japan. Couperus had er veel over gelezen en wilde ze met eigen ogen aanschouwen. Gids Kawamoto begeleidde hem naar ‘De nachtlooze paleizen’, de bordelen van Yokohama. Wat Couperus daar zag, vervulde hem met de diepste afschuw. En hij gruwde van de geschiedenis van de ‘nachtlooze paleizen’. Ze waren eeuwen geleden in gesteld door de Shoguns als ‘huizen van Noodzakelijk Kwaad’ waar jonge meisjes werden opgeofferd: ‘Als hunnen ouders arm of ziek waren, dwong de kinderlijke liefde, dat  groote beginsel van den Shinto-godsdienst, waarmede het Boeddhisme zich wel vereenigen kon, haar maagdenlijf te verkoopen of minstens aan een waard te verhuren voor zóóvele jaren, dat zij na deze niets meer zou zijn dan een verschrompelde bloem.’

Laatste voordracht in zaal Kleykamp

Couperus zou de publicatie van Nippon niet meer meemaken. Tijdens de reis door Japan werd hij al geteisterd door ziekte en na terugkeer in Nederland zou hij niet meer volledig herstellen. Hij overleed op 16 juli 1923. Zijn laatste voordracht hield hij op 21 maart 1923 in zaal Kleykamp in Den Haag. Couperus las voor uit enkele Japanse verhalen., die later zouden worden gebundeld in Het snoer der ontferming. Het weekblad De Kunst was verrukt over deze voordracht: ‘De sfeer van Japan en de geest van ’t Boeddhisme leeft in deze schetsen.’ Het weekblad vond de verhalen over de verlossende Amida prachtig: ‘Dit wordt ons door Couperus zoo wondermooi geschilderd, dat wij ons in de sfeer van Japansche subtiliteit verplaatst wanen.’

 

 

Jaar:
1922
Circa:
Nee

Tags

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 0