Kaisergespenster

Kaiser Wilhelm is dood, maar vanaf zijn portretten kijkt hij ons levendig aan en in vele uitdossingen. Poseren was hem een groot genoegen, in de mooiste uniformen en met de grootste marine. Die schepen mochten niet kapot gaan en die pakken mochten niet vies worden. Zij dienden om te schitteren op het wereldtoneel, met in het middelpunt een opgedraaide snor. Zes keer daags wisselde hij van uniform. Wilhelm speelde zijn keizerlijke rol met verve en de rol was belangrijker dan het beroep, want hij ging er mee door nadat hij was afgezet, inclusief hofhouding en dagelijkse verkleedpartijen. En nog is hij niet uitgespeeld.

Zijn gebalsemde lichaam ligt in het Doornse mausoleum, als een eigentijdse farao omhuld met lood, hout en steen. Af en toe, altijd op zijn sterfdag, ontvangt hij bezoek aan huis. De deur van het mausoleum zwaait dan open en laat eerbiedige onderdanen binnen, Duitse keizersgezinden die er vol royalistisch ceremonieel kransen leggen.

Zo houden zij de waakvlam van de monarchie brandend. Bij deze vlam wacht Wilhelm met halfopen ogen in het wasachtige gelaat de dag af dat zijn laatste wens wordt vervuld en hij wordt herbegraven in de herstelde Duitse monarchie. Tot dan zal hij geen rust vinden en daarom spookt het in Doorn.

Na zijn dood in 1941 bracht niemand meer een nacht door in het Huis en met reden. Want als na stralend zonnig Kaiserwetter de maan schijnt, gaat Wilhelm op stap. Hortend loopt hij door het zilveren licht, langs de grafjes van zijn honden die kortstondig herrijzen. Meestal komen alleen hun koppen even boven. Achteloos raken zijn vingertoppen hun snuffelende neuzen. Zijn hinkende gestalte werpt een transparante schaduw op de kasteelmuren, grotesk in het twijfelende licht. Tik-stap, tik-stap, zo beklimt hij de trap naar de bel-etage, is dan ineens weg. O nee! Achter gesloten gordijnen zien wij de vage omtrekken van Wilhelm en Auguste-Victoria rondwalsen. Zij was al ziek toen ze zich in 1919 in Doorn bij haar man voegde en overleed kort daarna, waarna haar kamer werd verzegeld. Pas dertig jaar later werden de deuren geopend. Het keizerlijk paar beleeft hier enkele privémomenten, waarbij wij ons discreet afwenden.

Dan licht de hoekkamer op; flakkerend beschijnt de schemerlamp ’s keizers sterfbed. Hij stapt uit bed; zijden rouwbloempjes dwarrelen rond. Vanuit een laatje zweeft klapperend zijn kunstgebit tevoorschijn. Zijn sloffen lopen, zijn kamerjas krijgt armen. In het opdwarrelende stof zien we kortstondig ‘s keizers volle gestalte. Pats! Het licht gaat uit. Even weerklinken driftige bijlslagen in de houthakkershut. Een lopend vuurtje schiet over de laan naar de garage; een Rolls gromt het slotakkoord. Dan slaat de bliksem in de klokkentoren; het spektakel is voorbij. Alles bevriest, de klok slaat. Over twaalf jaren zal hij tot op de seconde nauwkeurig opnieuw zijn opwachting maken. Slechts de oude tuinman weet ervan. Maar die zwijgt.

Is dat waarom ze in Doorn altijd zeggen ‘bij de Duitse keizer’, als ze landgoed Huis Doorn bedoelen? Ze hebben gelijk. Hij is nog altijd bij hen- fysiek, en in de geest.

---

Deze tekst is een inzending voor de schrijfwedstrijd bij de tentoonstelling Der Kaiser! in Paleis Het Loo.

Jaar:
2016
Circa:
Nee

Tags

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 1