Uitmonstering

Decoraties met een verhaal Hemels Jeruzalem

Na 1853 hoogconjunctuur voor kerkelijke kunst

De kathedraal van Haarlem Vol kleur uitgemonsterd

ITIN Social

  • Gerard Verbeek
  • Truus Gerritsen
  • Ans Hazenbrouck

Nog geen reacties

Uitmonstering

Introduction

Decoraties met een verhaal

Vooral bij kerken wordt van een uitmonstering gesproken als we de onderdelen en aspecten bedoelen die met elkaar een samenhangend interieur vormen. In principe heeft die inrichting of aankleding alleen op die plaats tot stand kunnen komen, in relatie tot het gebouw en zijn (liturgische) functie. De meeste mensen denken dan aan katholieke kerken, en dat is niet zo vreemd. De uitmonstering daarvan werd sterk beïnvloed door de symboliek van de kerk als ‘kopie’ van het hemelse Jeruzalem: de Goddelijke stad die in de Apocalyps door Johannes beschreven werd in termen van glanzend goud en schitterende (half)edelstenen vol kleur. Een van de bekendste voorbeelden hiervan is de Sainte Chapelle. Maar ook protestantse kerken hebben bijzondere uitmonsteringen, zoals de publicatie Kerkinterieurs in Nederland laat zien.

Na 1853 hoogconjunctuur

Uit de middeleeuwen zijn geen gave voorbeelden bekend – hooguit via schilderijen - maar uit de periode 1853-circa 1940 des te meer. Dit is de tijd van het herstel van de bisdommen in Nederland. Op grote schaal worden nieuwe parochies opgericht met als gevolg een hausse aan nieuwe kerken en uitmonsteringen. Was het toeval of niet dat architect Pierre J.H. Cuypers, de belangrijkste vertegenwoordiger van de neogotiek, net in dat jaar in Roermond zijn ateliers voor kerkelijke kunst oprichtte? We nemen niet hem, maar een ander, mooi voorbeeld: de Nicolaaskerk van architect Alfred Tepe - gangbaar gepresenteerd als de tegenvoeter van Pierre Cuypers - die in 1873 werd opgeleverd. De foto is gemaakt vanuit de Doopkapel die pas na 1900 werd ingericht (voor een vergroting klik op deze link).

De kathedraal van Haarlem

Over heel Nederland komen kerkelijke uitmonsteringen voor, maar een speciaal voorbeeld staat in Haarlem, omdat daar de enige nog bestaande kathedraal van die tijd werd opgericht, de nieuwe Bavo. Het interessante is dat hier de volgende generatie kerkarchitecten en kerkelijke kunstenaars aan het woord is, met als een van de belangrijkste representanten Joseph Cuypers (1861-1949), zoon van Pierre Cuypers. Voor de nieuwe Bavo ontwierp hij een heel nieuw type interieur, dat in samenwerking met andere kunstenaars werd ingevuld. Dit interieur moest het vooral hebben van het materiaal en de lichtinval: voor het eerst werd glanzend geglazuurde terracotta zowel op grote schaal als artistiek verfijnd gedetailleerd toegepast. Overigens werd bij deze kathedraal zelfs het exterieur uitgemonsterd, zoals de foto van de bekroning van de Mariakapel laat zien.

De schildering met het Hemels Jeruzalem van Jan Oosterman (1918-1919) maakt deel uit van de uitmonstering van de Catharinakerk te Den Bosch van Jan Stuyt (1917-1918). Foto RCE Beeldbank-Sjaan van der Jagt/Pixelpolder 2011.

__________________________

Hoe een vakterm ontstaat — Apart woord uitmonstering. Ik kwam het voor het eerst tegen in 1979, toen er een symposium werd georganiseerd in de Jan van Eyck Academie te Maastricht, met als onderwerp 'De geschilderde uitmonstering van de St. Servaaskerk Maastricht'. Initiatiefnemer was Anne van Grevenstein die later de Stichting Restauratieatelier Limburg op zou zetten en het restauratievak op academische hoogte tilde als bijzonder hoogleraar aan de Universiteit van Nijmegen. Dit is zo'n moment dat in de geschiedschrijving bewaard mag blijven, want het was de eerste maal dat in Nederland een lans werd gebroken voor het behoud van een neogotisch interieur. Omdat Wies van Leeuwen hier zijn eerste lezing hield over het cultuurhistorisch belang van Cuypers' uitmonstering, zou je kunnen stellen dat toen de fundering werd gelegd voor het Cuypersgenootschap dat we in 1984 hebben opgericht.*

Maar goed, dat woord uitmonstering intrigeerde me. Waar komt dat toch vandaan? De etymologiebank wil het niet als een apart begrip opnemen, omdat de lading voldoende gedekt zou worden door het woord monsteren: grondig onderzoeken, inspecteren. Daaruit ontwikkelde zich het woord proef of staaltje. Los daarvan ontstond de afgeleide betekenis van aanmonsteren door het gebruik in zinnen als het monsteren of inspecteren van het scheepsvolk. In geen van deze verklaringen vind je iets van sieren of inrichten terug, dus dat bracht me niet veel verder. Maar het 'Middelnederlandsch Woordenboek' (1250-1550) gaf uitkomst. Daarin vind je onder meer een verwijzing naar de beroemde lexograaf Cornelus Kiliaan (circa 1530-1607) die het woord van de Latijnse equivalent monstrare voorzag: tonen.* Toen ik dat las, bekroop me de gedachte dat de vertaling het 'teutoonse' woord weleens versterkt zou kunnen hebben.

Die interpretatie wint aan kracht als je bij het 'Woordenboek der Nederlandsche Taal' (1500-1976) verder zoekt naar monsteren en uitmonsteren. In het eerste geval wordt onder meer verwezen naar Vondel die de sterren laat 'monstren aen de lucht' of Jacob Cats die het heeft over 'monsteren [pronken] met de schoonheyt'. Gaan we door naar uitmonsteren, dan kom je inderdaad bij het optuigen van een schip terecht. Maar een andere en voor de kunst meer voor de hand liggende relatie met 'monstrare' ligt in versiering, kleding, haardracht of iets waardoor iemand zich onderscheidt. Zo gebruikt Multatuli bijvoorbeeld het woord uitmonstering. Zelfs in een van de detectives van A.C. Baantjer komt het op deze manier voor (outfit wordt er dan als eigentijdse term tegenover gezet). Vanaf het midden van de negentiende eeuw zien we het woord verschijnen in teksten over kunst: meubels worden uitgemonsterd met mozaïek et cetera, processies worden uitgemonsterd met praalwagens en dan ... in de twintigste eeuw, kamers die worden uitgemonsterd, zoals Johan Huizinga vertelt in zijn beroemde 'Herfsttij der Middeleeuwen'.* Zo werd de stap naar de architectuur gezet.nBavo p. 230 uitmonstering buitenpolychromie

Ook in mijn boek over de nieuwe Bavo komt het woord uitmonstering regelmatig voor.

_________________

Het maakte me nieuwsgierig of het daarna een gangbare term is geworden of dat ze in 1979 opnieuw werd geïntroduceerd, maar daar heb ik niet de vinger op kunnen leggen. Toen al kwam het woord bij mij als redelijk ouderwets over. De ervaring leerde dat het onder vakgenoten desondanks beschouwd werd als de term die het beste alle samenstellende onderdelen van een gebouw omschreef. Ik heb het begrip toen omarmd en ben het blijven gebruiken. Voortaan zal dat met nog meer overtuiging zijn nu blijkt dat het al heel vroeg gekoppeld werd aan 'monstrare'. Want daar gaat het toch om in de kunst: om dingen die getoond worden aan een publiek dat er plezier, bewondering, ontroering en waardering aan verbindt. Wat denk je, zou het woord outfit het uiteindelijk winnen van uitmonstering?

Bernadette van Hellenberg Hubar

Vragen? Stuur een mailtje naar bernadette@vanhellenberghubar.org!


Bronnen en leessuggesties

  • Reinstra, Albert (red.), Marc de Beyer (red.), Pia Verhoeven (red.), Kerkinterieurs in Nederland, Amersfoort, Utrecht, Zwolle 2016.
  • 'Symposium de geschilderde uitmonstering van de St. Servaaskerk Maastricht 28 en 29 Juni 1979 Jan van Eyck Academie', Maastricht 1979.
  • Zie de Etymologiebank, trefwoord monsteren: dit lemma verwijst onder meer naar de 'Geintegreerde Taalbank' (GTB) van de 'Schatkamer van de Nederlandse taal' met:
    • Middelnederlandsch Woordenboek (MNW) 1250-1550
    • Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT) 1500-1976
  • P., Luc, ‘Kiliaan, grondlegger der Nederlandse lexicografie’, op: users.telenet.be/taalvandaal, http://bit.ly/2dRrrui (z.j.).
  • Hubar, Bernadette van Hellenberg, De nieuwe Bavo te Haarlem, Ad orientem | Gericht op het oosten, WBOOKS-Stichting Kathedrale Basiliek Sint Bavo, op initiatief van de Rijksdienst Cultureel Erfgoed, Zwolle-Haarlem 2016.
  • Baantjer, A.C., De Cock en de dood van een kunstenaar, De Fontein, Baarn 2005. | http://bit.ly/2e3AYNw
  • Leeuwen, A.J.C. van, De honderd mooiste kerken van Brabant, Zwolle 2012.
  • Leeuwen, A.J.C. van, De maakbaarheid van het verleden; P.J.H. Cuypers als restauratiearchitect, Zwolle 1995.
  • Hubar, Bernadette van Hellenberg, Angelique Friedrichs en Gerard van Wezel, De genade van de steiger, monumentale kerkelijke schilderkunst in het interbellum, Amersfoort-Zutphen 2013.

Dit item kan geciteerd worden als: Hubar, Bernadette van Hellenberg, ‘Uitmonstering’, op: ifthenisnow.eu, http://bit.ly/2dPFUas (2016).

Verkorte link: http://bit.ly/2dPFUas

Kerkinterieurs in Nederland, WBooks (2016)

Jaar:
1853 / 1970
Circa:
Ja

Adres

Leidsevaart 146
2014 HE Haarlem
Nederland

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 1