Aan de zuidkant van het centrum van Lisse staat Huys Dever, een veertiende-eeuwse woontoren. Vanaf de Heereweg, de doorgaande weg tussen Sassenheim en Lisse, biedt de toren een fiere en pittoreske aanblik. Dat was veertig jaar geleden wel anders: toen stond het Huys nog bekend als de Ruïne van Dever. Het verhaal van Dever is een verhaal van groei en bloei, maar ook van groot verval én een tweede leven.
Bouw en groei
Over de stichting van Dever is niet veel bekend. Zijn naam dankt de toren aan Reinier Dever of d´Ever: deze ridder was in de jaren 1350-1370 eigenaar. De fundamenten van huys Dever liggen drie meter onder de grond op een zandplaat. De muren zijn twee meter dik. De woontoren (donjon) heeft een bijzonder D-vormig grondplan. De oostzijde heeft een vlakke gevel: van die kant was geen aanval te verwachten omdat daar vroeger de moerassige Lisser Poel lag (dat is nu een droogmakerij). Tegen de gebogen westgevel werd in de zestiende eeuw een woonhuis aangebouwd. In de jaren 1630-1634 werd in het verlengde daarvan een herenhuis gebouwd. Die uitbreiding wijst op welstand van de eigenaren.
Verval
In de achttiende eeuw treedt het verval in. Het huis wordt met regelmaat te huur aangeboden. Vanaf 1750 treden leegstand en verwaarlozing in. Daardoor en vanwege slechte fundering stortte de zestiende-eeuwse aanbouw in 1848 in. Herbouw was kennelijk geen optie. Sterker nog, de aanbouwen werden gaandeweg gesloopt voor de materialen. Na een aantal jaren stond alleen de Middeleeuwse toren nog overeind en uiteraard niet in goede staat: in 1862 was ook het dak daarvan ingestort waarna de vloeren en andere onderdelen ook verdwenen.
Een verslag uit 1882 biedt een inkijkje in het verval. De auteur, Jacobus Craandijk, had ruim twintig jaar eerder ook Dever bezocht en is onaangenaam verrast:
'Is dit Dever?' zoo vragen wij. Nu staat er een zware halfronde toren, ten deele wit gepleisterd, met groote raamgaten en een lange, lage nis, schuin uitgehakt in den muur, waarin eertijds een trap heeft gelegen. De brug is weg en de gracht op die hoogte gedempt. Het trotsche hout is gevallen. Het romantische woonhuis is gesloopt. Alleen de toren, in der tijd bijna geheel binnen het hoofdgebouw getrokken, is eenzaam en naakt blijven staan en vertoont zich eerst nu in zijn ware gedaante.'
Herstel
Die toren valt gelukkig niet ook ten prooi aan de slopershamer. Wel groeien het gras en de planten op en aan de gevels. Die situatie blijft gehandhaafd tot Dever begin jaren '70 wordt aangewezen als rijksmonument. Dit lijkt het startsein te zijn voor een grootschalige restauratie en reconstructie van de toren in de periode 1973-1978. De dakconstructie, de balklagen van de verdiepingen en de vensters zijn hierbij op basis van onderzoek zoveel mogelijk teruggebracht naar de Laat-Middeleeuwse situatie. Iedere verdieping heeft diverse authentieke elementen, zoals de haarden in de Ridderzaal en de Kapelzaal. Ook bijzonder is de trap vanuit de Ridderzaal naar het voorhuis uit 1580, wat ook aan de buitenkant een markant spoor is. Ook de kelder is met de originele gewelven en Middeleeuwse bakkersoven een bijzondere plek. Archeologische vondsten van het terrein en de nabije omgeving worden op zolder getoond.
De reconstructies zijn niet beperkt tot de woontoren: van de latere aanbouwen is het grondplan zichtbaar gemaakt. Ook de muur rondom de voorhof is in de jaren '90 gedeeltelijk teruggebracht, evenals een ophaalbrug. De laatste toevoeging op het buitenterrein is de Tuin der Zinnen: een bijzondere tuin vol Middeleeuwse elementen.