Stadsschouwburg Amsterdam

Horizontal tabs

Beschrijving

Stadsschouwburggebouw, bestaande uit een zelfstandig, rijk gedetailleerd toeschouwersgebouw en een eveneens zelfstandig, doch hoger opgetrokken toneelgebouw waaromheen diverse nevenruimten zijn gegroepeerd, uitgevoerd in neo-Hollandse Renaissance-stijl naar het op een avant-project van W. Springer gebaseerd ontwerp van J.L. en J.B. Springer en A.L. van Gendt in 1892-'94 ter plaatse van de oude, door brand verwoeste schouwburg - waarbij wederom de Lijnbaansgracht ten dele is overkluisd - op een min of meer symmetrische grondslag. Het toeschouwersgebouw telt twee hoge bouwlagen en een entresol en bevat voorts een naar voren uitgebouwd ingangsportaal met overdekte galerij, geflankeerd door twee torens, en een nog verder naar voren uitgebouwde overdekte doorrit met in oorsprong drie open doorgangen in de lange zijde, en in de teruggerooide hoeken aan weerskanten twee uitbouwen met afgeschuinde zijde en erker met torentje, oorspronkelijk bestemd ter huisvesting van de plaatsburelen en de opgangen naar de bovengaanderijen; de beide lange zijgevels bevatten elk aan de Z.O.zijde een risaliet, met toren, waarin geheel stenen trappenhuizen zijn ondergebracht, met aan de zijde van de Marnixstraat een tweede, door een luifel overdekte doorrit (ten behoeve van hooggeplaatst bezoek) en aan de N.O.zijde van het Leidseplein een hoge uitgebouwde rookkamer, en voorts elk een zeer smal middenrisaliet met hijsluik en nooduitgang, aansluitend op de brandgang. Onmiddellijk hieraan grenst het vier bouwlagen tellende toneelgebouw dat aan elk der beide lange zijden een zijrisaliet met dubbele toegang naar de corridor achter het toneel bezit en aan de Marnixstraat tevens de artiesteningang. Het geheel is in baksteen opgetrokken op natuurstenen sokkel, met diverse Renaissance-ornamenten als zuilen, pilasters, frontons, voluten, balustrades, hoekblokken, banden, obelisken, vazen en mascarons in natuursteen, en voorts met toepassing van gele siersteen in omlijstingen ter afwisseling, onder een samenstel van met leien en zink gedekte daken met omlopende, gekorniste kroonlijst - het toeschouwersgebouw onder mansardekap met drie oeils-de-boeuf aan de voorzijde en een luchtverversingskoker midden op de kap, het toneelgebouw onder een flauwhellend zadeldak met aan voor- en achterzijde een fronton bekroond door een lier, geflankeerd door obelisken, de hoektorens onder tentdaken met open lantaarns, de overdekte doorritten plat afgedekt met luifels en voorzien van sierhekken ten behoeve van een terras, evenals de door een balustrade omgeven uitbouw met rookzaal. De drie vensterassen tellende voorgevel (Z.O.) bevat voorts op de verdieping boven de entresol drie grote rondboogvensters in door balustrades met gietijzeren lantaarns en gekoppelde zuilen afgesloten loggia's, en aan de bovenzijde een balustrade met in het midden een fries met de letters SPQA; de teruggerooide topverdieping bevat gekoppelde vensters en een fries met consoles en kroonlijst. De torens te weerszijden bevatten op de beganegrond aan de Z.O. zijde aankondigingsborden met natuurstenen omlijsting het hermen en rolwerk, en in de haaks daaropstaande gevels de recht afgesloten doorgangen van de overdekte galerij; op de verdieping blindnissen met frontons en terzijde een plaquette met jaartal van voltooiing Ao 1894, en in de top rondboogvensters met balustrade in een nis. De lange zijgevels tellen in totaal twaalf vensterassen en zijn in vergelijkbare trant uitgevoerd, met toepassing van vensters in het souterrain en met dakkapellen in de lagere vleugels met dienstvertrekken te weerszijden van het toneelgebouw. De op de verdieping uitgebouwde rookkamer is voorzien van rondboogvensters in nissen, zoals het toeschouwersgebouw, en van gietijzeren lantaarns. De sober gedetailleerde achtergevel van het toneelgebouw is voorts op de verdieping voorzien van smalle ijzeren vluchtbalconnetjes die om de hoeken in de zijrisalieten worden voortgezet, en van kleine vierkante bovenlichten met getoogde omlijsting in de top. Het in de neo-Barokke trant aangeklede interieur bevat in de meeste verkeersruimten alsmede in de foyers en rookzaal gepleisterde wanden met pilasters van verschillende orden en soms ten dele verguld, gestucte deuromlijstingen, rondboogvormige nissen en diverse lijsten met telkens weerkerend motief van een reeks van drie guttae. Op de beganegrond is aansluitend op de bijna vierkante entreehal de ronde vestibule-de-distribution van dertien meter doorsnee gesitueerd die met twee reeksen van vier granieten zuilen te weerszijden van de doorgangen naar de links en rechts gelegen hoofdtrappenhuizen de eigenlijke schouwburgzaal ondersteunt, welke op de eerste verdieping is ondergebracht. Deze zaal is hoefijzervormig en wordt overdekt door een aan een niet in het zicht komende stalen spantconstructie opgehangen koepel met in het midden een rijk versierd luchtrooster en rondom een cirkelvormig tongewelf; de eigenlijke zaal bevat op de parterre aaneengesloten roodpluche stoelenrijen en wordt omgeven door verhoogde - in 1938 gewijzigde - baignoires voorzien van verdiepte panelen met profiellijsten en een doorlopende vergulde bladerrand, voortgezet in de lambrizering langs de zijtrappen. Daarboven zijn de logeplaatsen ondergebracht waarvoor balcons zijn uitgebouwd voorzien van cartouches met in vergulde letters de namen van enkele toneelschrijvers en spelers, en gesteund door samengestelde pijlers met consoles; middenachter is hier plaats ingeruimd voor de koninklijke loge, afgescheiden door lage hekjes en gemarkeerd door het Nederlands wapenschild dat bij de eerste gaanderij is aangebracht, terwijl de eigenlijke logeverdieping hier is versierd met een muziek- en toneeltrophee en de top met een schild waarop de letters SPQA; de logeverdieping wordt verder doorbroken door twee paar gekoppelde reuzenzuilen - op de postamenten voorzien van verguld stucwerk met toneel- en muziekmotieven - die twee smalle balcons van de eerste gaanderij, voorzien van een gewelfd profiel - tussen zich inklemmen, respectievelijk een tragedie- en een comediemasker bevattend, en die verder de tweede gaanderij dragen van waaruit verschillende bogen ontspringen tot ondersteuning van de koepel, terwijl de kop telkens twee kransdraagsters met respectievelijk het Nederlands en Amsterdams wapen bevat; ook direct te weerszijden van het toneel zijn twee smalle balcons aangebracht, gesteund door karyathiden voorzien van een stucwerkomlijsting waarin in de top putti zijn opgenomen; alle plafonds onder de balcons zijn eveneens van stucwerk voorzien; de oorspronkelijke koepelschildering is inmiddels overschilderd. In de zwikken van de korfbogen boven de tweede gaanderij zijn palmetten en schilddragende figuren in reliëf aangebracht terwijl de zwikken van de koepel elk twee putti met schild en masker in reliëf bevatten. Het proscenium wordt afgesloten door een brede boog met cassetten, terwijl aan de zijde van de zaal in de top een schild is aangebracht met een reliëfvoorstelling van een bijenkorf met rozenstruik ter herinnering aan de eerste, door Samuel Coster aan de Keizersgracht gestichte houten schouwburg, en verder een vergulde bladerrand en wapenschilden.

Het eigenlijke toneel is rechthoekig van vorm en wordt omgeven door hoogopgaande zware baksteenmuren, gedeeltelijk met steunberen, en voorts door drie werkgalerijen die door ijzeren trappen onderling zijn verbonden in een hoge vide; voorts is er een verdiepte orkestbak ondergebracht. De gangen rondom de schouwburgzaal en gaanderijen worden door kleine troggewelven overkluisd; de wanden bevatten portretten van bekende toneelspelers uit verschillende perioden, evenals de bordessen in de trappenhuizen. De foyers en rookzaal bevatten een constructie van zware, haaks op elkaar staande, geprofileerde en gestucte balken. De trappenhuizen zijn geheel in steen uitgevoerd en bevatten veel siersmeedwerk in de vorm van de rondom doorlopende hekken met vazen en door bollen bekroonde trappalen en bundelcolonnetten. In de meest Z.O. gesitueerde toren is op de beganegrond nog de oorspronkelijke constructie aanwezig - die in de meer Z.W. gesitueerde toren ten dele is verdwenen - van vier pijlers met ronde scheibogen en in het midden een koepelgewelf en daaromheen troggewelven vanwaar links en rechts de opgangen naar de hooggelegen gaanderijen aanvangen. Stadsschouwburggebouw van een voor de tijd van ontstaan kenmerkende architectuur waarin enerzijds een functionele benadering is toegepast - met zichtbaar gebruik van afzonderlijke bouwvolumes voor ruimten met een eigen bestemming, en verwerking van eigentijdse technisch vindingen zoals luchtverversings- en hijsinstallaties en een stalen kap-constructie, alsook met nastreving van grote bruikbaarheid, brandveiligheid en toegankelijkheid door middel van aparte toegangen voor de verschillende verdiepingen en van overdekte doorritten - maar die anderzijds, zoals destijds bij openbare gebouwen gebruikelijk was, geheel wordt gedomineerd door een exterieur in neo-Hollandse Renaissance-stijl en een voor schouwburgen kenmerkende neo-Barok interieur, geinspireerd op buitenlandse (Duitse schouwburgen en de Opera te Parijs) voorbeelden en rijke stucdecoratie en allegorische, op toneel en muziek betrekking hebbende decoratie, alsook met een voor de tijd kenmerkende doorvoering van onderscheid naar rangen, tot uitdrukking gebracht in de scheiding van de toegangen en foyers en naar gelang van de rang rijke of sobere detaillering; voorts van stedebouwkundige betekenis wegens de historische situering aan het Leidseplein, bovendien door de uitbouw van de overdekte doorritten zeer markant in de zicht-as van de Leidsestraat gelegen.

Adres

Marnixstraat 429
1017 PK Amsterdam

Openingstijden

Facilities

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 0