Grachtenhuis

Horizontal tabs

Beschrijving

Inleiding

GRACHTENHUIS gebouwd in 1617 voor Jan Cornelisz. Visscher. Als verwijzing naar de stichter en vanwege de sculptuur van een visser in de geveltop ooit 'De Visser' genaamd. De huidige gedaante van de voorgevel dateert van omstreeks 1809, toen eigenaar Pieter de Putter toestemming kreeg deze te wijzigen. Het interieur bevat meer dan dertig in betimmeringen gevatte behangsels geschilderd op linnen, verdeeld over vier vertrekken, vervaardigd door Willem Uppink ((1767-1849) en Antonie Elliger (1701-1781). In 1949 vond, ten behoeve van het British Council een grote verbouwing plaats naar ontwerp van architect K.L. Sijmons (architectenbureau Zanstra, Giesen & Sijmons), waarbij de inrichting van het appartement op de tweede en derde verdieping een geheel eigen karakter kreeg.

Omschrijving

Grachtenhuis met drie traveeën brede lijstgevel en stoep in de rechtertravee, bestaande uit een voorhuis met souterrain, hoofdverdieping, drie verdiepingen, zolder en vliering, een tussenlid en achterhuis. Achter de kroonlijst is het zadeldak zichtbaar dat met de nok evenwijdig aan de gracht loopt en haaks op de oorspronkelijke kap staat. De voorgevel is opgebouwd uit een met natuursteen beklede plint ter hoogte van souterrain, daarboven opgemetseld in staand verband met geknipte voegen. Het pand profileert zich naar de straat door middel van de buiten de rooilijn uitspringende natuurstenen trap naar het souterrain in de linkertravee en de stoep naar de hoofdverdieping, beide voorzien van een gietijzeren leuning met hout. Het souterrain is vanaf de straatzijde toegankelijk door een natuurstenen trap. De bel-etage en de eerste verdieping hebben schuifvensters met achtruits roedenverdeling, de tweede verdieping zesruits, de derde verdieping openslaande ramen met brede middenstijl. Ter hoogte van de zolder in de middelste travee een hijsluik dat het vloerniveau van de zolder aangeeft, geflankeerd door twee bolkozijnen. Alle vensteropeningen hebben natuurstenen vensterbanken en zijn bekroond door licht getoogde strekse bogen. Tussen de verschillende verdiepingen is een kleine waterlijst gemaakt door de lintvoeg uitstekend te voegen. De natuurstenen plint wordt aan de bovenzijde afgesloten door een waterlijst onder de vensters van de hoofdverdieping. De gevel wordt bekroond door een hoofdgestel waarvan de kroonlijst gedragen wordt door vier consoles, gedetailleerd met acanthusbladeren en rozetten. De witgepleisterde achtergevel van het voorhuis is voorzien van dezelfde schuifvensters met grote ruitindeling en wordt bekroond door een tuitgevel op schouders. De achtergevel van het achterhuis heeft een houten onderpui met openslaande deuren en een aan de linkerzijde in hoogte aansluitende uitbouw. Boven de onderpui is de twee traveeën brede gevel drie verdiepingen hoog, met schuifvensters en openslaande vensters, bekroond door een hoofdgestel met Dorisch trigliefenfries en in het zadeldak een centrale dakkapel. In het interieur, direct achter de toegangsdeur een gang over de diepte van het voorhuis, die toegang geeft tot verschillende (voorraad)kamers. Een van de opvallendste details in het souterrain betreft de aanwezigheid van een grote moerbalk in het voorhuis, die in enigszins schuine lijn van het midden van de voorgevel tot het midden van de achtergevel loopt, en daar met een sleutelstuk in de muur is opgelegd, en op twee andere zichtbare plaatsen wordt ondersteund door twee gietijzeren kolommen. Onder de lichthof de keuken, met eenvoudige tegels en wandkasten, vermoedelijk grotendeels daterend uit de bouwtijd van het achterhuis. In het achterhuis de zogenaamde eetzaal met een serie wandschilderingen (Uppink, 1812) met o.a. voorstellingen van de buitenplaats van de familie De Putter, "Hofwerk" aan de Vecht bij Breukelen. De hoofdverdieping geeft toegang tot een vestibule afgescheiden door een tochtportaal met grote glasruiten. De wanden zijn boven een witmarmeren lambrisering voorzien van een gestuukte, en momenteel grijs geschilderde paneelindeling, en bij de overgang naar het met een spiegelboogvorm gedetailleerde plafond, voorzien van een eenvoudige kooflijst. Links van de gang de voorkamer, geheel voorzien van wandschilderingen met landschappen (Uppink, 1812) aangebracht boven een in lichte kleuren geschilderde lambrisering. De schilderingen zijn over de lange wanden door middel van lijstwerk in drie gelijke delen verdeeld, waardoor deze ook over de zijdeur doorlopen. Het stucplafond met gekorniste lijst heeft een decoratie in een Robert Adam-achtige kleurstelling (pastelkleurig roze in combinatie met wit) met nauwkeurig uitgewerkte acanthus- en laurierbladmotieven en een centrale rozet, die mogelijk van een laat achttiende-eeuwse verbouwing dateren. De schoorsteenpartij met zeer eenvoudige grijsmarmeren mantel en rijkversierde boezem (met hoge rechthoekige spiegel in vergulde lijst en goudkleurige grisaille met putti tegen een zwarte achtergrond) sluit daarbij aan. Boven de dubbele deuren naar de achterkamer een vergelijkbare paneelschildering, waarbij putti een offerfeest uitbeelden. In de achterkamer eveneens van Uppink landschappen, waarbij de schilderingen ook over de deuren naar de voorkamer zijn aangebracht. Tussen de beide vensters een penantspiegel, met vergulde lijst en aan de onderzijde een gesneden reliëf met Romeins aandoende figuren. Op de eerste verdieping in het voorhuis bevindt zich een grote ruimte, waarin de balklaag in het zicht is. De schoorsteenpartij in het voorste deel, oorspronkelijk de voorkamer, is zeer eenvoudig uitgevoerd. Via de overloop bereikt men de 'zaal', geleed door Ionische gecanneleerde pilasters en geheel voorzien van schilderingen met mythologische voorstellingen rond Aeneas en Dido (gesigneerd en gedateerd 1736, Elliger). De schilderingen zijn in spiegelboogvormige omlijstingen gevat, ook toegepast voor de spiegel op de schoorsteenboezem op de zwart-wit marmeren schoorsteenmantel met eenvoudige, achttiende-eeuwse vormen. Het plafond in deze zaal is eveneens van een dubbele spiegelboogvormig hoofdmotief voorzien, dat gedetailleerd is met laurierbanden, ca. 1800. De penantspiegel, die wordt bekroond door een vrouwenhoofd en guirlandes, is gelet op drukke combinatie van motieven, mogelijk een laat negentiende-eeuwse interpretatie van oudere ornamentiek. De voormalige studeerkamer heeft geschilderde landschappen gedateerd 1812 (Uppink). De muziekkamer heeft vergelijkbare voorstellingen. Naar ontwerp van Sijmons werd in 1949 aan de achterzijde van het voorhuis een vide gecreëerd waarin een haardplaats met groot taps toelopend rookkanaal als blikvanger. De kap is waarschijnlijk in 1949 naar voorbeeld van de oude vernieuwd. Achter het hijsluik in de verhoogde kap het oorspronkelijke hijswiel.

Waardering

In oorsprong 17e-eeuws grachtenhuis met bijbehorend interieur, van algemeen belang uit cultuurhistorisch en architectuurhistorisch oogpunt als goed en gaaf bewaard woonhuis uit de zeventiende eeuw met latere wijzigingen, vanwege de architectonische verschijningsvorm van de voorgevel en de kenmerkende opbouw van het pand inclusief de midden twintigste-eeuwse aanpassingen, alsmede vanwege kunsthistorische waarde van de in het pand aanwezige interieurelementen waaronder een groot aantal beschilderde behangsels uit de late achttiende en eerste helft van de negentiende eeuw.

Adres

Keizersgracht 269
1016 ED Amsterdam

Openingstijden

Website

Facilities

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 0