Paul André van Ostaijen

Paul van Ostaijen werd geboren in Antwerpen in 1896 als zoon van een Nederlandse vader en een Vlaamse moeder. Hij was de jongste van het gezin. In 1913 verhuisde het gezin naar een landhuis in het landelijke Hove. Hier raakte Van Ostaijen bevriend met Paul Joostens, Floris en Oscar Jespers en Jet van Hoof. Destijds was hij al weggestuurd van zijn eerste middelbare school, de Jezuïetenschool, in Antwerpen. Vermoedelijk was Van Ostaijen rond 1913 al bezig met het schrijven van gedichten.

Dandy
Van Ostaijen ronde ook zijn tweede middelbare school niet af. Gedurende de Eerste Wereldoorlog woonde hij nog thuis bij zijn ouders en werkte hij als klerk op het stadhuis in Antwerpen. Daarnaast had hij een druk uitgaansleven, waarin hij experimenteerde met drank en drugs. In zijn vrije tijd hield Van Ostaijen zich bezig met het schrijven van gedichten en essays, die hij ook publiceerde. De oorlog leek hem niet veel te doen. In 1916 debuteerde de – destijds twintigjarige Van Ostaijen met Music-Hall, waarin de oorlog nauwelijks aan bod. Datzelfde geldt voor zijn bundel Het sienjaal, die twee jaar later verscheen. Van Ostaijen beschreef de oorlog als een tijd van ‘zorgeloos leven’, waarin zijn voornaamste levensplicht bestond uit ‘verveling’.

Flamingant
Van Ostaijen sloot zich, tijdens zijn middelbare schooljaren, aan bij de Vlaamsche Bond, een groepering van Vlaamsgezinde Atheneumleerlingen, die tegen de bevoordeling van het Frans in het onderwijs en het maatschappelijk leven streefde. Van Ostaijen keerde zich daarnaast tegen het conservatieve Franstalige establishment van monarchie, kerk en burgerij. In de oorlog wilden de flaminganten de achterstelling van Vlaanderen in België ‘wegwerken’. Van Ostaijen ging over de Vlaamse Beweging schrijven. Na de oorlog werd duidelijk dat de flaminganten, die zich hadden ingezet voor de Vlaamse Beweging, een straf boven het hoofd zou hangen.

Vlucht
In 1917 werd Van Ostaijen opgepakt tijdens een demonstratie tegen een Franstalig gezinde kardinaal. Om vervolging hiervoor en voor het feit dat hij flamingant was te voorkomen, vlucht hij in november 1918 met zijn vriendin Emmeke Clément naar Duitsland. Hij en zijn vriendin komen terecht in Berlijn. Emmeke, een mannequin, bekostigt het leven van Van Ostaijen, die niet meer dan een paar onbeduidende baantjes heeft. In Berlijn gebeurde er in die jaren veel op artistiek gebied. Van Ostaijen kwam in contact met Bauhaus-kunstenaars en aanhangers van het dadaïsme.

Bezette stad
In 1921 kwam Van Ostaijen’s bundel Bezette stad uit. In deze bundel schonk Van Ostaijen wel aandacht aan de oorlog. De invasie en de bezetting vormden de basis voor zijn gedichten. Hieruit blijkt dat Van Ostaijen wel degelijk onder de indruk is geweest van het de oorlogssituatie in zijn land, het geweld, de onzekerheid, de vernieling en de militaire repressie. Dat blijkt nog het meest uit het gedicht Opdracht aan mijnheer Zoënzo, dat wellicht het bekendste gedicht is van Van Ostaijen. Uit de bundel en uit dit gedicht in het bijzonder spreekt de allesoverheersende moedeloosheid. Woorden als verlatenheid, eenzaamheid, leegheid en nihil komen veel voor. Van Ostaijen plaatst kritische kanttekeningen bij de bezetting, de bevrijding en de wederopbouw van de stad. Hij beschrijft de sfeer in het dagelijkse leven gedurende die periode.

Bezette stad is deels opgebouwd uit citaten uit films, muziek, namen van plaatselijke cafés en winkels, andere gedichten en reclameteksten. Het kent dus een sterke mate van intertekstualiteit. Voor lezers die de interteksten niet kennen, valt de extra dimensie van het gedicht weg. Dat is niet het enige punt waarop het gedicht ontoegankelijk kan zijn voor de ‘moderne’ lezer. Het gedicht laat zich namelijk ook niet lezen als een ‘normaal’ gedicht of als een andere tekst. Het kent geen rijm, metrum, verzen of strofen. Bovendien is er geen duidelijke vertelinstantie aanwezig. Door de typografische kenmerken, _________
Van Ostaijen gaat er van uit dat klanken een accent geven aan de lettertekens waar ze deel van uitmaken. De plaats van de woorden in het gedicht heeft Van Ostaijen bepaald door de onderlinge verhouding in klank tussen de woorden. Van Ostaijen laat woorden vallen, springen of uit elkaar trekken, dit doet hij om het ritme te benadrukken. In de typografie (vormgeving) wordt dit ritme benadrukt door zo’n woord letterlijk over meerdere regelsof een grotere ruimte uit te splitsen.

Stempel
Het was dan ook moeilijk om, direct na het verschijnen van Bezette stad, een stempel op het boek te drukken met een omschrijving van waartoe de dichtbundel behoorde. Het werk werd niet alleen toegeschreven aan het dadaïsme, maar ook aan het futurisme en het nihilisme. De toeschrijving tot het dadaïsme is te verklaren vanuit vormgeving van de bundel, waarin een aantal verhalen zijn opgenomen waarvan je als lezer niet weet hoe zij zich tot elkaar verhouden. Het nihilisme laat zich verklaren door Van Ostaijen’s veelvuldige gebruik van het woord ‘nihil’ en de vormgeving van de tekst.

Terugkeer naar Antwerpen
Van Ostaijen, keerde – ondanks zijn angst voor de gevangenisstraf die hem boven het hoofd hing – terug naar Antwerpen. Uiteindelijk werd hij wél veroordeeld in 1920, maar werd hier in mei 1921 amnestie voor verleend. De ironie wil dat hij, eenmaal terug in de stad, zijn dienstplicht moest vervullen in Duitsland. In Krefeld, een Duits gebied dat werd bezet door Belgen, deed hij dienst als vertaler en telefonist.

Na het vervullen van zijn dienstplicht had Van Ostaijen grootse plannen om een eigen tijdschrift op te richten en te werken aan een bundel, dat Eerste boek van Schmoll zou gaan heten. Hij maakte ontwikkelingen door in het schrijven van poëzie en voelde dat hij op de juiste weg zat. Tussen 1925 en 1926 is Van Ostaijen ook nog galeriehouder geweest in Brussel. Het mocht echter niet lang duren, want Van Ostaijen kreeg tuberculose, een ziekte waaraan hij eerder een broer en zus was verloren. Van Ostaijen bracht hij door in een sanatorium in de Ardennen. Tot zijn dood bleef hij schrijven en hij richtte zelfs nog het tijdschrift Avontuur op, samen met E. du Perron. Op 18 maart 1928 overleed Van Ostaijen. Hij is herbegraven op het Schoonselhof in Antwerpen.

Functie / titel:
schrijver, dichter, kunstenaar
Geboorte- en sterfdatum:
22 februari 1896 / 18 maart 1928
Plaats geboorte:
Antwerpen, België
Plaats sterven:
Miavoye-Antheé, België
Sekse:
Man
Woonplaatsen:
Antwerpen, Hove, Berlijn, Miavoye-Antheé
Persoonscategorie:

Tags

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 0