Gerard Scheurleer

Gerard Scheurleer (Den Haag, 1886-1948), de Rinus Michels van het Nederlandse tennis

Het bleef jarenlang bij een plan en een ambitie. Nu is het ervan gekomen. Hagenaar Theo Bollerman, tenniskenner bij uitstek, heeft een boek geschreven over de man die hem al zo lang intrigeerde: Gerard Scheurleer, de telg uit een bankiersgeslacht die niet koos voor de maatschappelijke carrière waarvoor hij in de wieg was gelegd, maar zijn gehele leven wijdde aan zijn hartstocht, de tennissport.

Niet alleen maatschappelijk bewoog Scheurleer zich voort over een zijspoor. Door zijn geaardheid (Bollerman stipt zijn homosexualtiteit aan, maar exploiteert dat gegeven niet) en door zijn dwarse geest kon hij niet anders dan naast of langs de conventie opereren. In zijn benadering van de tennissport was hij zijn tijd ver vooruit. Zelf een voortreffelijk speler (met name als dubbelaar), besloot hij zijn inzichten in het spel en de eisen die de sport aan het individu stelt om de top te bereiken niet voor zichzelf te houden, maar over te brengen op jonge, getalenteerde spelers. Eerst die van zijn eigen club Leimonias (aanvankelijk spelend op de METS-banen, sinds 1938 op Klein Zwitserland) en later ook spelers van andere clubs en uit andere steden.

Leven voor de sport

Bij zijn eerste ontmoeting met clubgenoot Arthur Diemer Kool, in april van het jaar 1910, liet hij het jonge talent weten dat hij in hem een toekomstig Nederlands kampioen zag. Scheurleer wilde hem wel naar de top begeleiden, maar alleen als de jongeling precies zou doen wat hij hem voorhield. Zijn eerste voorwaarde was dat Diemer Kool voorlopig geen officiële wedstrijden mocht spelen. Het risico dat zijn aanstaande pupil zijn lessen verkeerd toepaste zou dan te groot zijn, met als gevolg dat hij het vertrouwen in zijn leermeester kon verliezen.

De oefensessies die volgden waren langdurig en slopend. Op 2 april 1912 won Diemer Kool zijn eerste oefenpartijtje van Scheurleer. De tijd was nu rijp voor krachtmetingen met andere topspelers. Die zomer won Diemer Kool het jaarlijkse tennistournooi op De Bataaf door in de finale zijn gerenommeerde clubgenoot Maas van der Feen te verslaan. De methode had gewerkt.

Trainen in taktiek, techniek, mentale weerbaarheid, verdeling van de krachten… Erop toezien dat de sportmensen leven voor hun sport… Zo was er over tennis nog niet nagedacht. Het waren de inzichten en trainingsmethoden die Rinus Michels in de jaren zestig van de vorige eeuw zou toepassen op een stelletje ruwe diamanten uit Amsterdam, dat binnen enkele jaren de top van het internationale voetbal zou bereiken.

Ook Scheurleer's 'jongens' konden zich met de besten van de wereld meten.

In juni 1920 versloeg het Nederlands Davis-Cupteam, bestaande uit Diemer Kool, Christiaan ('Kick') van Lennep (ook Leimonias) en Scheurleer als captain, het onverslaanbaar geachte Zuid-Afrika op sportpark Klarenbeek in Arnhem. Het internationale tennisavontuur eindigde daar ook direct, omdat NLTB (=Nederlandse Lawn Tennis Bond)-voorzitter Jan Feith de Nationale Tenniskampioenschappen van 19 tot en met 23 juli belangrijker vond dan de tweede ronde tegen Amerika, die voor diezelfde periode was gepland. Scheurleer was furieus. Met hem en Feith zou het nooit meer helemaal goedkomen.

Wimbledon

Een jaar later maakten Van Lennep en Diemer Kool op Wimbledon indruk als dubbelpartners.

Op de dag dat het tweetal daar de derde ronde haalde, ontmoette Scheurleer de jonge rijzende ster Henk Timmer in diens woonplaats Hilversum. Ook hem voorspelde Scheurleer een grote toekomst: Wimbledon zou hij zelfs kunnen winnen. Buiten de voorwaarden die hij eerder aan Diemer Kool had gesteld, eiste Scheurleer dat Timmer na zijn eindexamen in Den Haag kwam wonen en spelen. Den Haag was de tennishoofdstad, buiten deze stad was de tegenstand te gering.

Als gevolg van een bizar ongeluk met zijn motor in het Haagse Bos in de lente van 1922 moest Scheurleer zijn geïnfecteerde rechterbeen laten amputeren. De weerslag van de ingreep was groot, maar de successen van Timmer en gesprekken met vrienden hielpen hem er goeddeels bovenop. Scheurleer coachte, ging verder met het schrijven van boeken over zijn geliefde sport, maakte deel uit van de Technische Commissie van de Bond en was sinds maart 1924 Bondsbestuurslid. In de hele vaderlandse tenniswereld stond Scheurleer inmiddels bekend als de grote meester.

‘Hij of ik’

Maar niet alles in Scheurleer's tennisleven verliep gladjes. De relatie met Kick van Lennep, die altijd al moeizaam was geweest, verslechterde. Scheurleer's kritiek op zijn spel werd Van Lennep vaak te veel. Bovendien vermoedde hij vooringenomenheid waar het hem betrof. Nadat hij Scheurleer's captaincy van het Davis-cupteam ter discussie had gesteld en gedreigd had met een 'hij of ik', ging  Broese van Groenou, de NLTB-voorzitter van dat moment, op zoek naar een oplossing. Die vond hij in een compromis. Hij zou zelf het captainschap aangaan, maar geen beslissingen te nemen zonder zijn voorganger daar eerst in te kennen. Scheurleer accepteerde de maatregel met tegenzin. Maar er was meer wat hem hinderde: zijn adviezen aan de Bond om maatregelen te nemen die het spelpeil in Nederland konden verhogen vonden nauwelijks gehoor.

De bezettingsjaren brachten ergernissen van weer andere aard met zich mee. In het tweede oorlogsjaar werd de invloed van de overheid op de tennissport almaar groter. NSB-leden moesten bij hun clubs netjes behandeld worden en in oktober 1942 werd joden het lidmaatschap van sportverenigingen ontzegd. Leimonias was toen al door de Duitsers ontbonden, en hoefde dus niet mee te werken aan de uitvoering van dat besluit, maar het maakte de aantasting van de vrije geest van Scheurleer er niet minder op. Ook de zuivering van Engelse invloeden op de tennistaal waren hem een doorn in het oog. De telling in het Nederlands, het was belachelijk en het leidde af. 'Boogbal' in plaats van 'lob'? Dat was eenvoudigweg niet hetzelfde.

In september 1945 kreeg hij een wel heel zware morele klap te verwerken. Het nieuw te benoemen bestuur van Leimonias zou Scheurleer tijdens de aanstaande algemene vergadering benoemen tot Erepresident. Niet tot president, dus. Hij was pas negenenvijftig jaar oud en voelde zich afgedankt. De coaching van zijn pas ontdekte pupil Rob ('Bubi') van Meegeren kon de pil niet vergulden.

Zijn persoonlijk leven was er ook niet gemakkelijker op geworden. Het familiekapitaal was verdampt en Scheurleer raakte in ernstige financiële problemen. Daarbij kwam dat zijn fysieke gesteldheid ronduit zorgwekkend was geworden. De pijnen in zijn gehalveerde been waren meestentijds ondraaglijk.

De dood van Scheurleer op 11 oktober 1948 beschrijft Bollerman in eenvoudige, ondubbelzinnige bewoordingen: 'Die nacht overleed Scheurleer op de rustige en vredige wijze die hem toegezegd was.'

Vie romancée

Het genre dat Bollerman voor Scheurleer's levensverhaal heeft gekozen is dat van de vie romancée. De tennisfeiten die hij in zijn boek vermeldt zijn alle historisch juist. De gesprekken van Scheurleer met bestuurders en tennissers zijn gefingeerd, maar volgen die feiten op de voet. Het meest geromantiseerd zijn Scheurleer's ontmoetingen met andere groten van zijn tijd, zoals de schrijver Louis Couperus, de pedagoog, en sinds 1909 rector van het Nederlandsch Lyceum, Romme Casimir en de schilder Han van Meegeren. Soms is de ontmoeting toevallig (Couperus), soms ook zoekt hij de personen in kwestie op: Casimir vanwege de geheel nieuwe inrichting  van zijn school, die ervan uitgaat dat kinderen eerst een algemene basis moeten krijgen alvorens te kunnen kiezen voor HBS of gymnasium, en Van Meegeren, omdat hij wilde weten of de slechte kritieken op zijn Bijbelse taferelen, die in kunsthandel Biesing in de Molenstraat waren geëxposeerd, terecht waren geweest.

De gefingeerde gesprekken zijn niet zomaar versieringen of tijdsdecors. Ze geven aan dat Scheurleer's opvattingen over sport en training hun basis vinden in een ruime algemene ontwikkeling en inzichten die zijn ontleend aan andere maatschappelijke gebieden dan sport, zoals kunst en onderwijs. Wanneer Couperus hem toevertrouwt dat je als schrijver moet leren gevoelens en intuïties te begrijpen, die van jezelf en anderen, kan Scheuleur de stelling direct overbrengen op zijn eigen tennisspel en op zijn trainingsactiviteiten. Van Casimir leert hij dat je als wetenschapper afstand moet doen van het eindniveau van je denken en je moet inleven hoe de leerling jouw vak ervaart. Vervang de woorden 'wetenschapper' en 'leerling' door 'trainer' en 'pupil' en je begrijpt het effect dat Casimir's woorden op Scheurleer moeten hebben gehad. Uit zijn dialoog met Han van Meegeren blijkt dat zijn inzichten zozeer zijn gerijpt, dat hij kan aangeven wat er aan diens Bijbelse taferelen mankeerde: er zat meer techniek dan liefde in deze werken. Uit de sport weet hij immers dat techniek zonder energie en hartstocht star en voorspelbaar blijft.

Haags panorama

Bollerman's Scheurleer is behalve een verhaal over sport en karakterontwikkeling ook een panorama van Den Haag in het interbellum en tijdens de oorlogsjaren. De passages waarin onze stad beschreven wordt, behoren tot de beste uit het boek.

'Architectuur boeide hem ('hem' is Kick van Lennep-cg) nu eenmaal. De expressionistische stijl sprak hem erg aan, hoewel de art-deco ornamenten wat hem betrof een tikje overdadig waren. Hij minderde vaart om het toch weer eens in zich op te nemen en merkte dat zijn negatieve gevoel al aan het wegebben was. Het ging bij hem zo snel het kwam. In de verte zag je het indrukwekkende gebouw van de Bataafsche Petroleum Maatschappij liggen. Hoe heette die stijl ook weer? Neo-Renaissance?

Schuin tegenover het gebouw Cultura, zo genoemd omdat de familie Van Broese Groenou in Indië diverse cultuurbedrijven in het bezit had en dit gebouw diende als hun Nederlandse kantoor, lag het overdadige Art Nouveau pand van architect Mutters met het vreemde, ver vooruitstekende platte dak, alsof het gebouw een sportpet droeg.' (p.194)

De hoed van Wilhelmina 

Ook Scheveningen krijgt de eer die het, toen nog, verdiende:

'Ze hadden hun spullen in bewaring gegeven bij de bediende en wandelden in hun tenniskleding langs de nieuwe tram, een lieve koektrommel met raampjes, tussen het Kurhaus en het Palace Hotel de trap op naar het terras van het Kurhaus die de toegang verschafte tot het wandelhoofd, dat net van een laag nieuwe verf was voorzien. Ze liepen tussen de twee siertorentjes door. Zij waren voorzien van een soort ui, zodat zij weggerukt leken uit het Rode Plein. Ook het grote restaurant op het eiland aan het einde van het wandelhoofd was voorzien van een identiek gevormd ornament, alsof de architect eer had willen betuigen aan de hoed van koningin Wilhelmina.

De zee was kalm. De hoge rieten strandstoelen, die het lichaam volledig tegen de zon beschermden, stonden in slagorde opgesteld.

De golfjes braken zacht ruisend vlak bij het strand. Wandelaars flaneerden op het harde zand. Een enkeling had de broek opgestroopt om pootje te baden. Een man leidde een ezeltje met een jongedame erop. Op het Kurhaus wachtte de Nederlandse vlag op een vlaagje. Het avondrood was aan het opkomen.' (p.99)

 

 De Oud-Hagenaar,  3 september 2013

Functie / titel:
Tennisser
Sekse:
Man
Persoonscategorie:

Tags

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 0