Eugène Dubois

Eugène Dubois werd geboren in een katholiek gezin in het Limburgse Eijsden. De fascinatie met de natuur kwam al op vroege leeftijd naar boven. De jonge Eugène verkende op eigen houtje de grotten in de buurt van Eijsden en verzamelde planten, schelpen, insecten en stenen. Als jongeman volgde hij voortgezet onderwijs in Roermond. Daar hoorde hij de Duitse bioloog Karl Vogt spreken over Charles Darwin en de evolutietheorie. Eugène was diep gefascineerd. Op aandringen van zijn leraren ging Eugène in 1877 medicijnen studeren in Amsterdam.

Menselijke evolutie

Eugène studeerde met goede resultaten af en kreeg zelfs een aanbod om in Utrecht aan de slag te gaan. Hij koos er liever voor aan onderzoek te blijven doen en werd door zijn leraar anatomie, Max Fürbringer, aangenomen als assistent tussen 1881-1887. Eugène deed verschillend anatomisch vergelijkend onderzoek, onder andere naar het strottenhoofd in gewervelde dieren. Het mysterie van de menselijke evolutie bleef hem lokken in deze tijd, bovenal het vinden van de missende schakel die mens en aap verbond. In de zomermaanden ging hij in de grotten rond zijn oude woonplaats zelf (succesvol) op zoek naar resten van prehistorische mensen.

Een radicaal besluit

In 1887 kwam Eugène, inmiddels getrouwd met Anna Lojenga en vader geworden van een dochtertje, tot een radicaal besluit. Hij gaf zijn mooie toekomst aan de Universiteit Amsterdam op om naar Nederlands-Indië te gaan, op jacht naar de ontbrekende schakel. Darwin dacht dat de mens uit Afrika stamde maar volgens Ernst Haeckel, een Duits bioloog die door Eugène gevolgd werd, was Zuid-Azië een veel logischer alternatief. Met die gedachte meldde Eugène zich aan als legerarts bij het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger. In zijn vrije tijd zou hij dan kunnen zoeken naar fossielen. Doelgericht op zoek gaan naar menselijke fossielen, nu doodnormaal voor paleontologen, was destijds compleet nieuw.

Verwachtingen

Dubois begon met zoeken op Sumatra, waar hij enkele prehistorische resten van onder andere tapirs, herten en gibbons vond. Zijn succes werd opgemerkt en in maart 1889 besloot het koloniale departement van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid om hem fulltime aan de slag te laten gaan als paleontoloog. Hij kreeg zo'n veertig koelies onder zijn hoede en begon zijn zoektocht te verplaatsen naar Java, waar veel oudere fossielen te vinden waren. Daar vond hij wel de resten van prehistorische dieren, maar niet de aapmens waar hij zo naar op zoek was. Eugène en zijn team vestigden zich uiteindelijk bij het dorpje Trinil, dat een veelbelovende plek leek te zijn.

Doorbraak

In 1891 werd een kies en schedeldak ontdekt. Eugène classificeerde het als een chimpanseeschedel maar had zijn twijfels. Een paar maanden daarna kwam er een dijbeen boven, dat bij het schedeldak hoorde. Eugène zag meteen het echte belang van zijn vondst. Het bleek te gaan om een mensachtig wezen dat zo'n 1 miljoen jaar gelden op het eiland Java leefde. Volgens Eugène ging het hier zelfs om die cruciale ontbrekende schakel tussen mens en aap. Hij noemde zijn vondst de Pithecanthropus erectus, "Rechtopstaande aapachtige mens".

Teleurstelling

In 1895 trokken Eugène, zijn vrouw en inmiddels drie dochters, terug naar Nederland. Sinds de publicatie van zijn vondsten het jaar daarvoor was er het nodige gerommel in de wetenschappelijke en de religieuze wereld. Sommigen, onder andere Ernst Haeckel, steunden Eugène, andere trokken zijn vondst in twijfel en dachten dat het simpelweg om een aap ging, weer anderen erkenden het belang van de vondst maar vonden de conclusies die eraan toegevoegd waren veel te ver gaan. Eugène stelde zijn vondsten ter beschikking van nieuwsgierige wetenschappers en trok door Duitsland om lezingen te geven. Toch bleef de kritiek aanhouden. Teleurgesteld trok Eugène zich terug uit het debat en hield zijn fossielen achter slot en grendel nadat een Duitse wetenschapper, zonder zijn toestemming, uitgebreid verslag had gedaan van de vondst.

Ecologisch pionier

Eugène werd in 1897 aangesteld aan de Universiteit Amsterdam als hoogleraar mineralogie, genealogie, kristallografie en natuurlijk paleontologie en hij was werkzaam als curator in het Teylers Museum. Misschien grotendeels door de commotie rond de Javamens verlegde Eugène zijn aandacht naar andere velden van onderzoek. Limburg wekte opnieuw zijn interesse. Hij kocht het landgoed de Bedelaar bij Haelen en begon met enkele grootscheepse experimenten. Dubois was een pionier op ecologisch gebied. Hij begreep dat plant- en diersoorten nooit in isolement leven, maar er complexe relaties op na houden met elkaar en hun omgeving. Op zijn landgoed begon hij te experimenteren met het aanpassen van het lokale ecosysteem door de introductie van exotische plantsoorten of het aanpassen van het grondwater.

Daarnaast gaf hij veel om de natuur en het behoud ervan. Als een van de eersten in Nederland was hij betrokken bij natuurbescherming en de nieuw opgerichte Vereniging Natuurmonumenten.

Verbitterd

In de eerste decennia van de 20e eeuw werd steeds verder duidelijk dat Eugène’s vondst, hoewel van zeer groot belang, toch niet de missende schakel was waar de paleontoloog zo op had gehoopt. Maar Eugène bleef heilig geloven in de unieke waarde van zijn vondst, zelfs toen resten van soortgelijke mensachtigen elders op Java en in China werden gevonden. Hij stierf enigszins verbitterd op zijn landgoed in 1940.

Functie / titel:
Paleontoloog, arts, anatoom, ecoloog
Geboorte- en sterfdatum:
28 januari 1858 / 16 december 1940
Plaats geboorte:
Eijsden
Plaats sterven:
Haelen
Sekse:
Man

Tags

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 0