Verraderlijke schoonheid? Dadererfgoed op landgoederen en buitenplaatsen

Weinig mensen zullen bij landgoederen en buitenplaatsen direct denken aan de Tweede Wereldoorlog. Toch is deze oorlog van grote invloed geweest en heeft vele materiële en immateriële sporen nagelaten op onze buitens. En dan die dikke, eeuwenoude bomen die er nog steeds staan en alles hebben zien gebeuren. Het maakt ze volgens kunstenaar Armando tot ‘schuldig landschap’.

Bezette buitens

Landgoederen en buitenplaatsen hebben het zwaar te verduren gekregen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Door oorlogsgeweld zijn vele buitens zwaar beschadigd geraakt of zelfs volledig verwoest. Maar ook hun vordering door de Duitsers heeft zijn sporen nagelaten. Zo werden er bijvoorbeeld SS’ers ondergebracht in de landhuizen, werden oefenterreinen aangelegd in de tuinen en parken en werd er munitie opgeslagen in de bossen, zorgvuldig verborgen onder de bomen. Verschillende buitens functioneerden tijdens de bezetting als Duits hoofdkwartier, feestlocatie, rust- en vakantieoord voor militairen, opleidingskamp, noodhospitaal en een enkele zelfs als bordeel. Sommige landhuizen werden helemaal in camouflagekleuren overgeschilderd. Een merkwaardig object is de bunker Cäsar uit 1943-1944 op Landgoed Bornia te Driebergen, die volledig werd beschilderd met ornamenten, voegen, vensters en balkons. Het leek daarmee op een groot buitenhuis en viel niet op tussen de nabijgelegen landhuizen, terwijl het in feite dienst deed als operationeel hoofdkwartier van de Luftwaffe. Op veel plekken werd de historische parkaanleg grof geweld aangedaan door de toevoeging van wachthuisjes, barakken, tankgrachten, loopgraven, exercitievelden, schietbanen en bunkers. Op enkele Wassenaarse buitens bevonden zich zelfs lanceringsplatforms voor V2-raketten. Landgoed Clingendael werd het onderkomen van rijkscommissaris Arthur Seyss-Inquart, waardoor een groot aantal bunkers verrezen, waaronder een enorme met zadeldak gecamoufleerde bunker voor Seyss-Inquart zelf. Monumentale bomen werden vaak gekapt om schootsveld te creëren. De stammen werden als rommelasperges, een soort spiesen, geplaatst om geallieerde luchtlandingen te verhinderen.

Sommige buitens werden zelfs volledig opgeblazen vanwege het schootsveld. Rondom Velsen, dat lag binnen de Festung IJmuiden, gingen zo vijf complete buitens tegen de vlakte. Langs de kust maakten veel landgoederen en buitenplaatsen onderdeel uit van Hitlers Atlantikwall, een 5000 kilometer lange verdedigingslinie van Noorwegen tot Spanje. Het was een ketting van forten en bunkers, aaneengeregen door tankmuren, draketanden en andere onderdelen.

Van buitenplaats tot bunkerpark

De zwaar gehavende en uitgewoonde buitens stonden er na de oorlog troosteloos bij. De prioriteit lag bij
de snelle wederopbouw van ‘het gewone leven’. Het duurde in de meeste gevallen ruim tien jaar voordat
werd aangevangen met het herstel van landgoederen en buitenplaatsen, omdat toen de herstelbetalingen
voor buitens beschikbaar kwamen. Voor sommige eigenaren was dit te laat, zij hadden noodgedwongen
hun bezit al van de hand gedaan. In enkele gevallen bleven ruïnes over of werd gekozen voor sloop
en nieuwbouw. In andere gevallen werden huizen hersteld of gereconstrueerd; opgepoetst alsof er niets
was gebeurd. Voor de parken lag dat anders. Niet alles lijkt er te zijn opgeruimd en verschillende sporen van
de tijdlaag van de oorlog zijn nog steeds aanwezig. Zo was het opruimen van bunkers lastig en zeer kostbaar.
De mogelijkheid om ze te laten exploderen was gevaarlijk, omdat andere delen, zoals het landhuis,
verder of opnieuw beschadigd konden raken. Dit was ook het geval op Toorenvliedt bij Middelburg dat
van een buitenplaats veranderde in een bunkerpark.

Het werd tijdens de oorlog het Duitse hoofdkwartier van de Atlantikwall op Walcheren en er werden in de
Zocher-aanleg maar liefst 11 bunkers gebouwd. “De laatste bunkers zijn namelijk gebouwd. Eén nog
bij het huis, rechts in het hakhout, drie op de ezelweide en nog een bij het rustieke bruggetje en nu komt er vermoedelijk nog een links van het huis in het hakhout bij de keuken”, aldus tuinbaas Bram Leer vanaf Toorenvliedt in een brief van 8-5-1944 aan eigenaar jonkheer J.C. Schorer. In oktober 1944 besloten de geallieerden om de zeedijken te bombarderen en Walcheren te inunderen. Binnen een paar dagen klotste het zoute zeewater ook door de salons op Toorenvliedt en het buiten zou nog ruim een jaar onder water staan. Van de parkaanleg restte niets dan een kale, dode vlakte vol betonnen bunkers. Vreemd genoeg zijn het die bunkers geweest die Toorenvliedt naast grote schade ook hebben gered van de ondergang.

Woningbouw was na de oorlog namelijk niet mogelijk. De landschapsarchitect C.P. Broerse, ook wel de herbeplanter van Walcheren genoemd, kreeg van de gemeente - de familie had het landgoed noodgedwongen verkocht - de opdracht om de bunkers in een nieuwe parkaanleg zoveel mogelijk aan het zicht te onttrekken. In zijn ontwerp uit 1950 werden die bunkers daarom aangeaard, beplant en zorgvuldig weggeplant. Dat maakt Toorenvliedt uniek in zijn soort als wederopbouwpark van een buitenplaats, waarbij de bunkers eigenlijk de leidraad vormden voor de nieuwe aanleg. De huidige werkzaamheden in het park, waarbij die bunkers nadrukkelijk zichtbaar worden gemaakt, verdienen daarom een kritische blik.

De sporthal op landgoed Avegoor. Erfgoed met een geheugen

Wanneer ik voor de sporthal op landgoed Avegoor sta zie ik een kolossale en prachtige monumentale sporthal met een rieten kap. Tegelijkertijd knaagt er iets, want in mijn achterhoofd weet ik van de beladen geschiedenis van deze plek. Ik denk aan Armando’s woorden over verraderlijke schoonheid, de schoonheid van het kwaad, en over de bomen die er nog steeds staan. In Armando’s werk komen bomen en struiken veelvuldig voor, ze zijn volgens hem “zwijgende getuigen geweest van de meest verschrikkelijke dingen en desondanks zijn zij onaangedaan gebleven.” De natuur groeit door en is vaak van grote schoonheid, vredig en stil. Maar ook wist de natuur de sporen van gruwelijkheden en daders uit, en dat maakt het landschap in Armando’s ogen schuldig. “Ik bekijk ze, ik kijk naar ze, en dan doet zich iets akeligs voor: ze zijn mooi, ik vind ze mooi” (Armando, 1988). Grote bomen staan er nog en tegelijkertijd komt bij mij de vraag op of ik deze plek en dit gebouw eigenlijk wel mooi mag vinden?

Avegoor kent een rijke geschiedenis sinds de veertiende eeuw en was door de eeuwen heen het bezit van verschillende adellijke families. In 1924 verkocht baron Fagel het landgoed, waarbij huis en park in het bezit kwamen van de gemeente Rheden. In 1927 werd het vervolgens aangekocht door de Nederlandse Bond van Personeel in Overheidsdienst als vakantieoord voor haar leden en werd het bekend onder de naam Troelstra-oord. Dat veranderde in mei 1941, toen Avegoor werd gevorderd om als opleidingskamp te dienen voor de SS. Deze nieuwe functie als SS-Schule had ingrijpende ruimtelijke ingrepen tot gevolg. Zo werd het park volledig omheind en werden er barakken in geplaatst en twee grote legeringsgebouwen gebouwd. Er werden eveneens twee exercitieplaatsen, een sportveld met sintelbaan en gemetselde tribunes aangelegd. Het ene exercitieveld van grind kwam in plaats van het gazon aan de voorzijde van Huize Avegoor te liggen, het andere bevond zich aan de achterzijde van het huis. Deze situatie is goed zichtbaar op een RAF-luchtfoto van 14 februari 1945. Hoe Avegoor er in gebruik heeft uitgezien toont een filmpje op Youtube dat is opgenomen tijdens een van de vele sportwedstrijden van de SS aldaar. Op het terrein achter Huize Avegoor werd in 1943 nog een enorme sporthal gebouwd met het uiterlijk van een boerderij.

Lange tijd deed lokaal het verhaal de ronde dat deze hal gebouwd zou zijn door de 139 Joodse dwangarbeiders op Avegoor. Onderzoek door Nina Wijsbek (Stichting In Arcadië) heeft echter aangetoond dat zij al lang vertrokken waren toen met de bouw werd begonnen. De dwangarbeiders, waarvan er 3 overleden, hebben, onder erbarmelijke omstandigheden, wel gewerkt aan het grondwerk voor de sportvelden en de hal. Aan het eind van de oorlog werd Avegoor nog kort gebruikt voor het verzorgen van gewonde militairen. Rond de bevrijding werd het omgevormd tot interneringskamp voor ‘foute’ Nederlanders en dat bleef het tot 1 december 1948. Op 1 januari 1949 kregen de graaf van Middachten en de ambtenarenbond hun bezittingen weer terug.

De sporthal op Avegoor kreeg een nieuwe toekomst als jeugdherberg en vakantiekamp en ging sindsdien verder door het leven als Vakantieoord Sporthal Ellekom”, “Vakantiekamp Middachten” en “Vakantiehuis Sporthal Nuestro Capricho”. Menig kind en volwassene heeft hier sindsdien een vakantie, school- of sportkamp doorgebracht. In dagbladen duiken sinds 1952 korte krantenberichtjes op over de georganiseerde vakantiekampen voor de Rotterdamse stadsjeugd en buurtverenigingen. Tot op heden zijn vooral de nare herinneringen aan de SS periode op Avegoor en de interneringstijd daarna verteld. Daarom is het tijd om ook de nog vele springlevende, positieve en onbekende herinneringen eens te vertellen. Zes personen hebben mij hun jeugdherinneringen aan Avegoor opgestuurd die een goed beeld geven van ieders persoonlijke beleving van het landgoed in die tijd. Zo vertelt Jan van Haaren over de spannende reis vanuit Rotterdam, het verdelen van de bedden bij aankomst, de bonte avond en “de jongens uit Ellecom die er de grootste lol in hadden om die Rotterdammertjes in het bos te laten schrikken met geluiden van wilde zwijnen. Het zijn mooie jeugdherinneringen, jaren later ben ik er met mijn voetbalclub Puttershoek weer geweest en dat doe je niet als het je niet was bevallen”. Ook in de jaren zeventig, tachtig en negentig behield de sporthal namelijk zijn functie als kamphuis en jeugdherberg. Eind jaren negentig kwam aan deze periode een einde. Van 1997 tot aan 2002 verbleven er in de hal, destijds Move Inn Avo Ellecom genaamd, ongeveer 125 asielzoekers. Sindsdien is echter het verval ingetreden en wordt de sporthal nog sporadisch gebruikt. Verschillende plannen zijn de laatste jaren voorbijgekomen en gestrand.

Alle perioden kennen verschillende ingrepen en gebeurtenissen met bijbehorende sporen en verhalen. Samen vertellen zij de complete biografie van Avegoor en laten zien dat deze plek niet heeft stilgestaan maar een opeenstapeling van herinneringen herbergt, vanuit verschillende perspectieven, ervaringen en belevingen. Het maakt de geschiedenis completer en in dit geval ook een stuk minder beladen. Het zou mooi zijn als het mozaïek binnenkort kan worden aangevuld met een vierde venster. Inmiddels zijn er positieve ontwikkelingen gaande die hopelijk bijdragen aan een mooie, nieuwe toekomst voor de sporthal.

Ruimte voor stille getuigen

Armando vocht tegen het verlies van de herinnering zodat de sporen, onze laatste getuigen, niet zouden vervagen. Herinneringen zijn volgens hem een last en er zouden er wat verwijderd moeten worden om plaats te maken voor iets anders, al lijkt dat volgens hem erg lastig. Avegoor laat uiteindelijk zien dat er meer ruimte is voor nieuwe herinneringen dan Armando in eerste instantie veronderstelde. De laatste jaren worden op veel plekken de sporen van de oorlog echter nadrukkelijk zichtbaar gemaakt, zoals ook op Toorenvliedt. Het benadrukken van deze sporen op deze plekken met een beladen geschiedenis werkt echter averechts. Misschien moeten we meer ruimte laten voor stille getuigen uit het verleden, die rustig en onverschillig blijven toekijken. Achter de rododendrons.

Bronnen:

H. Hoogeveen, Achter de rododendrons.

Dadersporen als getuigen in een schuldig landschap. De omgang met dadererfgoed op landgoederen en buitenplaatsen, masterscriptie Architectuurgeschiedenis - Vrije Universiteit Amsterdam - augustus 2013

R.H.M. van Immerseel, P. Verhoeff, N. Wijsbek, De ontstaansgeschiedenis van de sporthal op landgoed Avegoor, Amersfoort (Stichting In Arcadië) 2013

http://henkhoogeveen.nu/masterscriptie/

Over de auteur:

Henk Hoogeveen (1989) is in 2013 cum laude afgestudeerd voor de Master Architectuurgeschiedenis aan de Vrije Universiteit te Amsterdam en werkt op het moment als projectleider bij de Gemeente Rheden, als bureaumedewerker erfgoed bij Kunsten ’92 en als redacteur voor Tijdschrift Monumenten.

 

 

Tags

Reageren