Op bezoek bij Joop Daalmeijer

Een delegatie van de Raad voor Cultuur bezocht onlangs de provincie Noord-Brabant. Ook de voorzitter, Joop Daalmeijer was erbij. Ik was benieuwd wat de Raad van het bezoek aan Brabant vond en hoe de leden van de Raad denken over cultuur in de provincie.

‘Kom maar langs’ was de reactie van Joop Daalmeijer. Niet veel later zit ik op zijn werkkamer in het nieuwe onderkomen van de Raad in het gebouwencomplex waar zich het Nationaal Archief en de Koninklijke Bibliotheek bevinden. Joop Daalmeijer is er nog niet. Hij zit vast in het verkeer.

Ik bekijk zijn kamer. Op de tafel een kleed met als opschrift in grote letters boven enige stoeptegels ‘ALLE MACHT AAN DE KUNST’. Op de boekenkast ouderwetse microfoons en oude bandrecorders, waarvan eentje in een houten koffer. Aan de wand hangt een groot kunstwerk, met uitstekende ronde houten vormen en olieverf. Er naast staat een werk bestaande drie uitzwaaiende houten planken.

Even later komt hij binnen. ‘Welkom’.

‘Kunt u wat vertellen over deze kunstwerken op uw kamer?’

‘Ik heb deze kunstwerken meegenomen uit het oude gebouw van de Raad. Het is kunst uit de collectie van de Rijksdienst Cultureel Erfgoed. Ik hou erg van neonkunst, maar dat was niet voorradig.’ Toen zag hij dit driemensionale werk. Het schilderij, Les Traces is van A.B. (Jaap) Wagemaker, gemaakt in 1962. Het is een werk met olieverf, koper en hout. Het is veel waard. Wel 45.000 euro, hoorde ik. De drie uitzwaaiende houten planken heten Three slices en zijn gemaakt door Niek Kemps. Het past mooi bij elkaar. Als ik hier achter mijn PC zit, nadenk en naar die kunstwerken kijk, kom ik op nieuwe gedachten. Als ik hier weer vertrek – ik zit hier voor een periode van vier jaar – gaan de werken weer terug naar de Rijksdienst.’

U was, met enige andere leden van de Raad voor Cultuur, onlangs in Brabant. Wat was de indruk?

‘Brabant is een rijke provincie, financieel én cultureel. Brabant is goed tot wasdom gekomen als je ziet wat er is op het gebied van podiumkunsten, musea, vormgeving en design. We zijn zeer geïnspireerd teruggekomen. Ik denk bijvoorbeeld aan MOTI, met een prachtige collectie en gehuisvest in een mooi pand. De collectie bestaat uit ideeën in grafische en elektronische vorm. MOTI zou dependances moeten krijgen in de rest van Nederland. Ze denken al in deze richting. Ze gaan boxen maken en daarmee het werk buiten het eigen pand laten zien, onder andere in stations.    

Het Van Abbe Museum heeft alles wat er op papier over hun kunstwerken is genoteerd ook ontsloten. Het archief is openbaar gemaakt. Dat is een geweldig goed idee. Hoe lang kijk je naar een kunstwerk? Op deze manier neem je het kunstwerk veel beter in  je op. Ik was onlangs in Estland. Het Kumu Museum in Tallinn is,  geïnspireerd door het Van Abbe hetzelfde gaan doen.’

Waar bent u geweest?

‘We hebben in Brabant niet alles kunnen bezoeken. We zijn niet bij Hafabra-verenigingen geweest. Hafabra (harmonie, fanfare, brassband) draagt  op het gebied van amateurkunst het eigene van de provincie uit. Ook het Zuidelijk Toneel doet dat. Het richt zich op stad en provincie met voorstellingen die er passen. Men denkt nu na over een voorstelling over Philips. Misschien moet het Zuidelijk Toneel zich vooral op dit repertoire richten en minder op het algemene repertoire. In onze nota besteden we er aandacht aan.’

‘We zijn ook op Strijp S. geweest. Daar gaat het over design, een hele andere vorm van kunst. De Design Academie kende ik al heel goed. De gemeente Eindhoven geeft veel steun.  Je moet kijken hoe je wat er op Strijp-S gebeurt als een olievlek kunt laten uitvloeien. Ook industriële bedrijven zijn betrokken. Het Science Park is een geweldig initiatief. Als je nu voor zorgt dat ook de burgers betrokken zijn door middel van huisvesting in het gebied, dan heb je het hele plaatje.’

‘In Eindhoven zit ook de philharmonie zuidnederland, die een miljoen extra steun kreeg om de twee zuidelijke orkesten goed samen te doen gaan. Die extra steun valt over twee jaar weg. Het heeft ook gemeentelijke steun nodig; het is belangrijk dat niet alleen de provincie, maar ook gemeenten investeren en hun verantwoordelijkheid nemen, in dit geval Eindhoven.  De provincie Brabant heeft het al gedaan via cultuurfonds Brabant-C.’   

Wat is u het meest bijgebleven?

EKWC, de Keramische Werkplaats in Den Bosch. Door het advies van de Raad zijn ze uit de subsidieregeling gevallen. Ondanks de mindere subsidie groeit en bloeit de instelling. Mensen die hun postacademische opleiding daar doen, staan hun werk deels aan de instelling af en deels verkopen ze het. De studenten nemen op een hele goede manier hun positie in. Een schoolvoorbeeld voor cultureel ondernemen. Ze gaan binnenkort verhuizen naar Oisterwijk.’

‘En daarnaast AKV | St. Joost. We hebben met veel studenten gesproken. De onderlinge sfeer en het contact met de docenten is geweldig. De docenten staan ook in de praktijk. Dat is een eis die aan hen gesteld wordt. Er is goede apparatuur en zo kunnen heel mooie dingen ontstaan. Er is ook een goede nieuwe directeur.’

Wat zou u de Brabantse instellingen mee willen geven?

‘Blijf als culturele instelling altijd het contact met je publiek zoeken. Dat geldt ook voor de philharmonie zuidnederland. Het Brabants en het Limburgs Orkest waren geliefd. Nu lijkt het publiek het spoor bijster. Ga opnieuw in contact met je publiek, zou ik zeggen. Er zijn goede voorbeelden in het land van hoe dat zou kunnen: inventieve abonnementsverkoop en sterk zichtbare orkestleden zijn er daar een paar van.’

Minder dan 2% van het cultuurbudget van het Rijk gaat naar Brabant. Wat vindt u daarvan?

‘Kijk naar Zeeland: 0%, Drenthe, ook 0%. Spreidingsbeleid is belangrijk, maar veel geld gaat naar de Randstad en instellingen als het Rijksmuseum. Dat vertekent de percentages een beetje. Ik vind dat Brabant niet slecht bedeeld is, vooral op het gebied van concert en theater. Gelukkig neemt Brabant zijn eigen verantwoordelijkheid en gaat er veel geld in Brabant naar cultuur. Je kunt niet zeggen dat Brabant niet leeft. Je zou wensen dat landelijke instellingen elders in het land wat meer naar Brabant zouden gaan. De dansgezelschappen Scapino en Introdans doen dat al. Maar ook iedere burger in het land kan naar Brabant om kennis te nemen en te genieten van de cultuur.’

Foto's (behalve de eerste drie) zijn van Joop Daalmeijer

Tags

Reageren