Nasleep van een schrikbewind

Ruim dertig jaar nadat het schrikbewind van de Rode Khmer beëindigd is, begint in de Cambodjaanse hoofdstad Phnom Penh het proces tegen drie nog levende kopstukken. Het regime viel na een invasie door het leger van het communistische buurland Vietnam. Amerika bleef de Rode Khmer na hun val nog jarenlang steunen.

Het was een van de zwartste pagina’s uit de geschiedenis van de twintigste eeuw: het schrikbewind van de Rode Khmer in Cambodja tussen 1975 en 1979. De leider van de Rode Khmer, Saloth Sar – beter bekend onder zijn revolutionaire bijnaam Pol Pot – rust sinds 1998 in een eenvoudig graf in Anlong Veng, een klein dorpje in het noorden van Cambodja, niet ver van de Thaise grens. Drie overgebleven kopstukken staan nu terecht.

De Rode Khmer volgde een ideologie die een vreemde mix was van stalinisme, nationalisme en maoïsme, maar ook elementen van liberalisme en de idealen van de Franse Revolutie in zich droeg. Pol Pot kwam met deze verschillende politieke ideeën in aanraking toen hij in 1949 in Parijs ging studeren. De instabiele Vierde Franse Republiek was in de jaren vijftig een smeltkroes van communistische, liberale en gaullistische idealen.

Eenmaal terug in Cambodja verdreef Pol Pot met zijn guerrillabeweging de door de Verenigde Staten gesteunde regering van legerleider Lon Nol en vestigde een communistisch regime. De ideale staat was volgens de Rode Khmer een landbouwstaat. Productie van voedsel was het enige wat een land werkelijk nodig had.

Steden werden hiertoe ontruimd, intellectuelen gemarteld en geëxecuteerd en op het platteland ontstonden enorme collectieve boerderijen, die nog het meest weg hadden van concentratiekampen. In en buiten deze kampen stierven zo’n twee miljoen Cambodjanen door ondervoeding, dwangarbeid, marteling of executie.

Ideologisch stond de Rode Khmer dicht bij het maoïstische China. Al voor de machtsovername in 1975 kreeg de beweging intensieve steun van de Volksrepubliek. De Rode Khmer en de leiders in Beijing hadden een gezamenlijke vijand in de regio: de Vietnamezen. De Vietnamese minderheid in Cambodja kreeg het dan ook zwaar te verduren toen de Rode Khmer eenmaal aan de macht was.

Niet te verkroppen

De afloop van de Vietnamoorlog in 1975, toen de laatste Amerikanen halsoverkop vanaf het dak van hun ambassade in Saigon moesten vluchten voor de oprukkende communisten, was niet alleen voor de VS een trauma. De Vietcong werd als een marionet van de Sovjet-Unie gezien en de relaties tussen Moskou en Beijing waren in voorgaande jaren ernstig bekoeld. Daarom was China niet blij met hoe de situatie in Zuid-Oost-Azië zich ontwikkeld had.

Door de onderdrukking van etnische Vietnamezen door de Rode Khmer en herhaaldelijke invallen in Vietnam zelf, ging het Vietnamese leger in december 1978 over tot een militaire interventie in Cambodja. De Vietnamezen wilden een einde maken aan het regime van Pol Pot en een regering installeren die hun land gunstiger gezind was.

De invasie verliep voorspoedig. Het Vietnamese leger dreef de Rode Khmer westwaarts, richting de grens met Thailand, waar het zijn tenten opsloeg. China en de VS, de twee grootmachten die hun tanden stuk beten op het kleine Vietnam, waren echter niet van plan om passief toe te kijken. Niet alleen was het door de Sovjet-Unie gesteunde Vietnam bezig haar militaire en ideologische invloed in de regio uit te breiden. Ook was het voor de VS nauwelijks te verkroppen dat het communistische Vietnam met de eer zou strijken een regime te hebben verdreven, dat wat betreft gruwelijkheden gemakkelijk de nazi’s naar de kroon kon steken.

Samen met Thailand startten de VS een intensief programma om de Rode Khmer van voedsel te voorzien. ‘Thailand en de VS, die het grootste deel van het voedselprogramma betaalden, drongen er op aan dat de Rode Khmer gevoed werd,’ rapporteerden twee Amerikaanse hulpverleners.

Polpot

Een van de zeldzame foto’s van Rode Khmer-leider Pol Pot. Genomen tijdens een bezoek aan de Roemeense dictator Nicolae Ceauşescu in 1978.  

Reagandoctrine

Begin 1982 werd op initiatief van de VS en China een anti-Vietnamese coalitie samengesteld, bestaande uit de Rode Khmer en twee niet-communistische oppositiegroepen, waaronder een rechtse organisatie onder leiding van voormalig staatshoofd prins Sihanouk. In de zomer van 1982 werd door de inlichtingendienst CIA een budget van 5 miljoen dollar gereserveerd voor steun aan deze coalitie, waarvan een aanzienlijk deel rechtstreeks door de Rode Khmer werd opgeëist.

Het steunen van anticommunistische verzetsgroepen in Azië, Afrika en Zuid-Amerika was een van de kernpunten van het buitenlandse beleid van de regering-Reagan. Onder de Reagandoctrine probeerde de VS het Sovjetimperium ‘op te rollen’ door communistische staten van binnenuit te destabiliseren. Ook in Cambodja hoopten de VS uiteindelijk op een niet-communistische machtsovername en de verdrijving van de Vietnamezen.

De kans daarop was echter gering. ’De basis voor een niet-communistisch regime moet immers liggen in de stedelijke middenklasse, en daarvan is er niet veel meer over in Cambodja,’ schrijft de vorige minister van Defensie Robert Gates in From the Shadows, een boek over zijn jaren bij de CIA.

Op aandringen van de VS en China werd de door Vietnam geïnstalleerde regering van Cambodja niet erkend door de Verenigde Naties. Pol Pots woordvoerder bij de VN, Thaoun Prasith, bleef Cambodja vertegenwoordigen. Officieel sprak hij namens de coalitie, maar Prasith was een van de belangrijkste verdedigers van de misdaden van de Rode Khmer.

In de loop van de jaren tachtig bleven de VS, China en enkele West-Europese landen als Zweden en West-Duitsland de coalitie en daarmee de Rode Khmer steunen. Er zijn aanwijzingen dat deze landen in het geheim wapens leverden, via Singapore. Zo zijn bijvoorbeeld wapens van Duitse, Amerikaanse en Zweedse makelij zijn gevonden in kampen van de coalitie.

Terroriseren

Het anticommunistische verzet in Cambodja was niets waard zonder de 25.000 goed getrainde, bewapende en gemotiveerde strijders van de Rode Khmer. De zoon van prins Sihanouk, de officiële leider van de coalitie, zei in 1989: ‘De Rode Khmer vormt onze belangrijkste slagkracht. Elke overwinning van hen vieren wij als een overwinning van ons allen.’

Tussen 1980 en 1989 voerden guerrillatroepen van de coalitie regelmatig aanvallen uit op dorpen in West-Cambodja, terroriseerden de bevolking, legden mijnenvelden aan en stalen voedsel en vee van lokale boeren. Maar voor de communistische regering in Phnom Penh vormden zij nooit een werkelijke bedreiging.

Eind 1989, met de wereldwijde ondergang van het communisme, trok Vietnam al zijn strijdkrachten terug uit Cambodja en werd de regering ontmanteld. Pas in 1990 moest Prasith zijn zetel in de VN opgeven. De Veiligheidsraad stelde een plan op om de administratieve structuur van het land onder internationale controle te brengen. Dit plan werd door Vietnam en ‘alle Cambodjaanse partijen’ geaccepteerd.

Ook in 1990 lekten er rapporten uit waaruit bleek dat Amerikaanse steun aan de coalitie rechtstreeks in handen kwam van de Rode Khmer. De nieuwe regering van George Bush sr.. kondigde aan dat het programma direct gestopt zou worden. In februari 1991 moest de regering aan het congres bekennen dat er een ‘tactische militaire coöperatie’ had bestaan tussen het door de VS gesteunde anticommunistische verzet en de Rode Khmer.

In 1991 werden er onder supervisie van de VN verkiezingen uitgeschreven. Ook de politieke tak van de Rode Khmer mocht hieraan mee doen, ze haalden echter te weinig stemmen voor regeringsdeelname.

Tags

Reageren