#kerkverhalen: Aloysius baron van Rijckevorsel. Een vergeten 'heilige' op Koningshoeven

Gerard baron van Rijckevorsel van Rijsenburg

In 1881 werd net buiten Tilburg in een oude hoeve een klooster van Cistercienzers ofwel Trappisten gesticht, in 1892-1894 vervangen door het huidige abdijcomplex van Koningshoeven. In het voorlopige klooster meldde zich in 1891 Gerard van Rijckevorsel van Rijsenburg (1873-1892), afkomstig uit een vooraanstaand katholiek adellijk geslacht. De jongen was vroom van karakter. Zijn in 1940 door de Trappist Vincent Desmis geschreven levensbeschrijving staat dan ook bol van de godsdienstige loftuitingen. Gerards meer dan gewone belangstelling voor de Mis en de Communie werden als voortekenen van heiligheid gezien. Anno 2016 geldt een dergelijke houding voor velen als 'kwezelachtig' of op zijn minst overdreven. Tot na de Tweede Wereldoorlog wordt die vroomheid in de katholieke literatuur evenwel juist de hemel in geprezen.  Bij de betreffende persoon zelf zal zeker sprake zijn geweest van een authentieke beleving. Gerard had zijn vroomheid overigens niet van een vreemde, ook zijn moeder en zus hadden een vrome inslag. Alledrie zouden ze in een klooster intreden!

'Algeheele verzwakking'
Bij zijn intrede op Koningshoeven kreeg Gerard de kloosternaam Aloysius. Toen hij intrad was net een begin gemaakt met de bouw van de nieuwe abdij. Geleidelijk werd de voorlopige behuizing vervangen door een imposant complex, alleen al door zijn omvang een katholiek statement. Terwijl de gebouwen vorm kregen volgde de jonge kloosterling zijn noviciaat en ook daarin was hij zeer fanatiek. Zelfs viel hij op door zijn ascetische houding die verder ging dan wat gewoonlijk binnen de kloostermuren werd verlangd. Zo onderwierp hij zich aan strenge vastenwetten terwijl deze voor de novicen niet werden vereist. Het ligt dan ook voor de hand dat hij daarmee zijn krachten ondermijnde. In augustus 1892 werd hij ziek; Desmis spreekt van een 'algeheele verzwakking'. Al vrij snel werd Van Rijckevorsel steeds zieker en lag hij op zijn sterfbed. De jongeling legde er zijn kloostergeloften af. Zijn sterven zag hij als een offer opdat de cistercienzer orde die toen nog uit drie afzonderlijke richtingen bestond weer een eenheid zou vormen. In september overleed Aloysius op de jeugdige leeftijd van slechts negentien jaar.

Gestorven 'in geur van heiligheid'
Veertien dagen na zijn overlijden volgde het reeds lang voorbereide besluit tot de unificatie van de Cisterciënzers. En zoals Desmis over de gestorvene schrijft:"Allen zijn er innig van overtuigd, dat de overledene onmiddellijk onder de scharen der Heiligen is opgenomen." (Desmis 1940, 204). De monniken zullen de unificatie zeker aan de voorspraak van hun vrome confrater hebben toegeschreven. Aloysius werd begraven op het toenmalige kloosterkerkhof. Nog tijdens de bouw van de abdijkerk verzocht abt Willibrordus Verbruggen de bisschop van Den Bosch om onder het toekomstige koor een crypte te mogen bouwen. Daar zou de in geur van heiligheid overleden baron kunnen worden bijgezet en vereerd. Verbruggen kreeg echter geen toestemming. Maar met het oog op een mogelijke heiligverklaring liet hij wel enkele persoonlijke bezittingen van Van Rijckevorsel bewaren. Deze 'relieken' zijn ook nu nog op Koningshoeven. In een kartonnen doos bevinden zich daar onder meer enkele op een reis door het Heilige Land gebruikte veldflessen, een catechismusboekje en enkele kledingstukken. Toen het kloosterkerkhof later moest worden verplaatst zijn de resten van Van Rijckevorsel opgegraven en herplaatst op de nieuwe begraafplaats. Zijn graf is er nog steeds te vinden. Net als de andere graven wordt het gemarkeerd door een gietijzeren kruis met de naam van de overledene.

Religieuzen en hun heiligencultus
Bij het gouden jubileum van de abdij in 1931 werden Aloysius' relieken op een kleine tentoonstelling in het gastenhuis getoond. In 1941 nam de bekende katholieke schrijver Anton van Duinkerken Van Rijckevorsel op in zijn reeks van voorbeeldige 'vromen van den nieuwen tijd'. Toch is de vroeggestorven Trappist nooit heilig geworden, zelfs niet zaligverklaard. Het initiatief om zijn persoonlijke bezittingen als relieken te bewaren past evenwel in het streven van menige orde of congregatie om een eigen heilige te creëren. Zo loopt bij de Fraters van Tilburg nog steeds een zaligverklaringsproces voor de aimabele frater Andreas van den Boer. Bekender is de Redemptorist Peerke Donders. Deze populaire 'Apostel van Suriname' is inmiddels zalig. In de devotionele praktijk van vandaag nemen deze twee religieuzen een voor velen vanzelfsprekende plek in. De vrome Aloysius van Rijckevorsel zal echter wel een vergeten 'heilige' blijven. In de abdij van Koningshoeven blijft zijn naam evenwel gekoppeld aan het door zijn moeder geschonken koorgestoelte; de inlossing van een belofte die Aloysius zijn moeder op zijn sterfbed had laten doen.


Literatuur

  • Vincent de Paul Desmis ocso, "Pater Aloysius Maria baron van Rijckevorsel van Rijsenburg, monnik der abdij O.L.Vrouw van Koningshoeven, 1873-1892", Tilburg 1940.
  • A. van Duinkerken, 'Gerard van Rijckevorsel', in: "Nederlandsche vromen van den nieuwen tijd", Hilversum 1941, 224-240.
  • A. Terstegge, "Honderd jaar monnikenleven in Koningshoeven", Tilburg 1984.

Afbeeldingen

Dit item vormt een bijdrage aan de collectie #kerkverhalen op if then is now. Het is de bewerking van een artikel in: J. Ketelaars & R. van Putten (eindred.), "De verbeelding van Tilburg", Tilburg 2016, 82-85.

 

Reageren

Reacties

Vroomheid, wat is dat eigenlijk? Het klinkt zo ouderwets met een ondertoon van kwezelachtig (ook al zo'n weinig actueel woord). Ik moet dan altijd denken aan dat briljante lied van Jacques Brel over Les Bigotes (de kwezels): https://www.youtube.com/watch?v=CgXy6Km2gs8& Maar er is natuurlijk ook sprake van oprechte vroomheid. Toen ik er Joost van Hest naar vroeg, meende hij: 'Wanneer we ons verplaatsen in XIXd dan zie ik het als een oprechte uiting van geloof zich uitende in devotie. Op die manier zou ik het ook in de huidige tijd nog willen duiden. In onze tijd wordt daar dan wel gemakkelijk de term ‘kwezelachtig’ aan gekoppeld, maar dat is natuurlijk een gevolgtrekking die verder reikt dan het eigene van vroomheid. Denk tegelijk ook aan het Latijnse woord ‘pius’, te interpreteren als vroom én plichtsgetrouw (‘Pius Aeneas’). Bij Van Rijckevorsel kreeg ik een helder beeld van diens authentieke vroomheid, maar in mijn persoonlijke beleving had die vroomheid wel een tamelijk rigide karakter.' Een spirituele en strenge vroomheid dus, wat herinneringen oproept aan de levensbeschrijving die Gregorius schreef over Benedictus. Wat me toen vooral opviel, is dat veel mensen in Tibet gaan zoeken wat we in het westen ook aan oeroude monastieke tradities hebben: een contemplatief leven vol toewijding en meditatie, waarin het ego slinkt en de mens steeds vrijer wordt. We komen er in #kerkverhalen vast nog op terug.
Dank Bernadette, voor je reactie. Het begrip vroomheid leidt inderdaad tot verschillende conclusies. Overigens verschillen de meningen en gevoelens die Aloysius van Rijckevorsel in zijn tijd bij anderen opriep, vaak niet van hedendaagse reacties. Een verschil is wel dat XIXd nogal verschilt van de geseculariseerde samenleving van nu. Zeker in de jaren 1960 en 1970 trok de oosterse spiritualiteit in India en Tibet nogal wat mensen. De eigen tradities op spiritueel gebied waren toen voor velen inmiddels te beladen. Toch zie ik nu wel weer aandacht voor de oude monastieke tradities. Bezinningsdagen en retraites worden druk bezocht. Het fascinerende is dat dit zowel vanuit religieuze als niet-religieuze motieven gebeurt. Hoe het ook zij, de behoefte aan diepgang en bezinning trekt mensen naar kloosters. Op z'n minst voor enkele dagen ervaren zij er heel simpel: de stilte. En wat je zegt Bernadette, het ego slinkt dan en de mens wordt vrijer. Misschien hebben we juist dat gemeen met een vrome jongen als Aloysius van Rijckevorsel.