Handel in de Gouden Eeuw

In 1624 begon Constantijn Huygens (1596 – 1687) aan zijn Stede-stemmen en Dorpen, een bundel gedichten waarin hij achttien steden en zes dorpen in de toenmalige provincies Holland en West-Friesland een stem geeft. Centraal in deze bundel staat de heldhaftige strijd van de Hollanders tijdens de Tachtigjarige Oorlog.

Veel belangrijke gebeurtenissen uit deze periode worden expliciet, dan wel impliciet, in de gedichten genoemd. Een ander aspect waar Huygens veel aandacht voor heeft in deze gedichtencyclus is de handel en nijverheid in de verschillende steden en dorpen. Dit artikel gaat in op de handel in de Republiek tijdens de Gouden Eeuw, aan de hand van de Stede-stemmen en Dorpen van Constantijn Huygens.

De Republiek tijdens de Gouden Eeuw
De Republiek in de zeventiende eeuw: ‘a Golden Age in an Age of Crisis’. Terwijl de meeste Europese landen kampten met, onder andere, economische problemen, bloeiden de handel en economie van de Republiek enorm op. Hoewel de handel niet de enige factor was die een rol speelde in de voorspoed van de Republiek, is het een feit dat de Hollanders tijdens een groot deel van de Gouden Eeuw de wereldhandel domineerden. Bovendien ontwikkelde Holland zich tijdens de zestiende en zeventiende eeuw tot het meest verstedelijkte gebied van Europa. Geen wonder dus, dat Huygens in zijn lofuitingen op de steden ondermeer de handel en economie noemt.

Economische machtspositie
De economische machtspositie van de Republiek komt op verschillende manieren naar voren in de gedichten. Ten eerste vergelijkt Huygens enkele Nederlandse steden en dorpen met Venetië, de belangrijkste handelsstad van Italië. In het gedicht over Amsterdam maakt hij een duidelijke vergelijking, in het voordeel van de Nederlandse stad: ‘Pack-huys van Oost en West, heel Water en heel Straet, / Tweemael-Venetien, waer's 't einde van uw' wallen?’ Met de woorden ‘Tweemael-Venetie’ benadrukt Huygens de sterke handelspositie van Amsterdam.
In het gedicht Dordrecht lezen we het volgende: ‘Sints heeft mij eene nacht Venetien gemaeckt, / En all’ mijn’ wandelingh in handeling gestaeckt.’ Vrij vertaald zegt Huygens hier dat Dordrecht in een nacht veranderd is in een Venetië, en dat het van wandel- tot handelsstad geworden is. In Amsteldam brengt Huygens nog een ander kenmerk van de economie van de Republiek tijdens de Gouden Eeuw ter sprake, namelijk het ‘Pack-huys’, ofwel de stapelmarkt. Tot voor kort dacht men dat de gehele Gouden Eeuw draaide om de stapelmarkt; dat de Republiek letterlijk het ‘Pack-huys van Oost en West’ was. Recentere inzichten leren dat de Republiek inderdaad als een centrale markt fungeerde, maar dat de stapelmarkt vooral virtueel was, wat inhoudt dat de goederen vaak niet fysiek aanwezig waren in de Republiek.
Die positie van centrale markt kon de Republiek onder andere handhaven door de gunstige ligging aan rivieren en de zee. Ook hieraan besteedt Huygens aandacht in  zijn Stede-stemmen en Dorpen. De ligging van een stad aan een rivier maakte handel mogelijk. Dit komt naar voren in Dordrecht, maar duidelijker nog in het gedicht Goude. De eerste twee regels van dit gedicht luiden: ‘Myn' Gouwe voert meer Gouds, mijn' Yssel meer gewins / Dan Tagus gulde grond ter borse van sijn' Prins.’ Vrij vertaald: ‘Mijn Gouwe voert meer goud aan en mijn IJssel brengt meer winst in het laatje dan de gouden bodem van de Taag (rivier in Spanje) in de schatkist brengt van zijn heerser.’ Hieruit wordt duidelijk hoe belangrijk de rivieren toentertijd waren voor de handel en de machtspositie van een stad.  

Handel
Een andere factor die het succes van de Republiek bevorderde, was het veelzijdige assortiment van goederen dat zij aanbood. Huygens benoemt de verschillende vormen van handel en nijverheid in de Republiek in zijn gedichten en geeft op die manier aan wat de belangrijkste bron van inkomsten was voor een bepaalde stad. Zo was Dordrecht in de Gouden Eeuw het middelpunt van de wijnhandel, waar Huygens naar verwijst in Dordrecht.  In Gorinchem en Hoorn leverden landbouw en veeteelt de belangrijkste handelswaren op. Zo schrijft Huygens in zijn gedicht Hoorn: ‘Ben ick de Zuyvel-mouw van voor en achter Stav'ren, / Ben ick, soo verr ick sie, de Vrouwe van de Klav'ren,’ en ook in Gornichem wordt gesproken over ‘welgewrongen melck’ en ‘altijd bollen terw’.  In Schiedam waren de touwslagerij en visserij erg belangrijk voor de handel. Beide worden expliciet in het gedicht genoemd. Ook in Scheveningen was de visserij een belangrijke bron van inkomsten. Zoals tegenwoordig nog, was zuivel een belangrijk product voor de handel in Edam. In 1624 al sprak Huygens met betrekking tot Edam van ‘mijn' gewilde Kaesen’. Ook was Edam belangrijk in de scheepsbouw. Ten slotte noemt Huygens nog de paardenmarkt, die vroeger en nu nog steeds heel belangrijk is voor Valkenburg.
Uit het voorgaande blijkt opnieuw dat de ligging van de Republiek aan het water van invloed was op de handel. Visserij en scheepsbouw waren grote bronnen van inkomsten. Ook de zeevaart was belangrijk voor het succes van de Republiek. In het gedicht over Amsterdam wordt hier impliciet over gesproken. De zeevaart vormde niet alleen een bron van werkgelegenheid, maar was ook belangrijk voor het transport van goederen. De goed ontwikkelde zeevaart en het feit dat veel steden een gunstige ligging aan een rivier hadden, maakte dat de goederen gemakkelijk naar de trafieken vervoerd konden worden. De Republiek kende een grote verwerkende nijverheid, bestaande uit onder andere suikerraffinaderijen, zeepfabrieken, pottenbakkerijen en brouwerijen. Een van de bekendste steden waar bier gebrouwen werd, was Delft, zoals blijkt uit het gedicht Delf: ‘[…] soo moet de kuype sien / Die Vriend en Vreemdelingh moet laeven en bezi'en.’
Hoewel ons traditionele beeld van de Gouden Eeuw door recente inzichten gerelativeerd wordt, valt niet te ontkennen dat de Republiek in de zeventiende eeuw een periode van enorme bloei doormaakte. Ook tijdgenoten is die voorspoed niet ontgaan, zoals blijkt uit de lof die Constantijn Huygens uit in zijn Stede-stemmen en Dorpen. 

Constantijn Huygens
Huygens was een veelzijdig dichter. Hij schreef veel epigrammen of ‘sneldichten’ over alledaagse thema’s. Ook zijn geliefde en kinderen waren vaak onderwerp van zijn gedichten. Een gedichtencyclus over de handel in steden lijkt niet in zijn oeuvre te passen. Toch was Huygens niet onbekend met het genre stedendicht. In 1621, drie jaar voor hij zijn Stede-stemmen en Dorpen schreef, schreef hij al een lofprijzing op zijn woonplaats ’s-Gravenhage, Batava Tempe, of 't Voorhout van ’s Gravenhage. Een jaar later schreef hij Costelick mal, een gedicht over de toen heersende modegekte. Hieruit blijkt dat Huygens zich ook voor de actualiteit interesseerde (hoewel hij dit gedicht op aandringen van Cats schreef) en dit zou het voorkomen van een gedichtencyclus als Stede-stemmen en Dorpen in zijn oeuvre kunnen verklaren.
Hoe het ook zij, het feit dat Constantijn Huygens gedichten gewijd heeft aan het succes van de Republiek tijdens de Gouden Eeuw maakt in ieder geval duidelijk dat de voorspoed van de Republiek op tijdgenoten een grote indruk maakte.

Tags

Reageren