'Een boodschap! Een boodschap' Over voorpublicaties en een ongebundeld gedicht van Leo Vroman

 Voorpublicaties

Er zijn nogal wat nederlandstalige literaire tijdschriften waarin gedichten en prozateksten van Leo Vroman staan. Een bibliograaf die zich ten doel stelt inzicht te krijgen in de publikatiegeschiedenis van Vromans oeuvre, raadpleegt onder meer afleveringen van De Gids, Podium, Maatstaf, Hollands Week- en Maandblad, Libertinage, Tirade, Kroniek van Kunst en Cultuur, De Revisor, Nieuw Wereld Tijdschrift, Iambe, De Tweede Ronde, Merlyn, Raam, Cartons voor Letterkunde, De Nieuwe Stem, Criterium, Critisch Bulletin, Oriëntatie, Centaur, Groot Nederland en De Fakkel. Vroman heeft bovendien gedichten, (geïllustreerd) proza en enkele kritieken gepubliceerd in Ons Erfdeel, Vivos Voco, Indisch Weekblad, Tong Tong, nrc Handelsblad, de Volkskrant, Het Vrije Volk, Het Parool, Trouw, Hollands Diep, Haarlems Dagblad, Elseviers Weekblad, Avenue, De Tijd, De Groene Amsterdammer, Haagse Post, Vrij Nederland, Vooys, Mare, en in een tijdschriftje van de Bijenkorf, getiteld De Boekenkorf. Wie daarnaast beseft dat Vroman bij herhaling heeft bijgedragen aan feest- en herdenkingsbundels, heeft gepubliceerd in Singelboekjes van uitgeverij Querido, gedichten heeft afgestaan aan bibliofiele drukkers en bovendien werk heeft gepubliceerd in Knickerbocker Weekly, Delta, en in de Amerikaanse literaire tijdschriften Poetry, Audience, The Literary Review, Approach, Home Planet News en Prairie Schooner, begrijpt dat de vervaardiging van een zo volledig mogelijk bibliografisch repertorium van de werken van Leo Vroman geen eenvoudige zaak is.

Deze verstrooiing van tijdschriftpublikaties is niet toevallig, maar het gevolg van een door Vroman gevoerd literair-politiek beleid. Vroman heeft zich nooit aan één literair tijdschrift willen binden. Daarmee heeft hij in de eerste plaats willen voorkomen dat hij of zijn werk zou worden geassocieerd met de poëticale en literair-politieke programma's van literaire tijdschriften. In een brief aan Bert Bakker, redacteur van Maatstaf, schreef Vroman op 29 november 1955: ‘Van schrijven is tot kort geleden niet veel gekomen, maar zopas heb ik een paar nieuwe versjes naar, schrik niet, de Gids gestuurd. Waarom naar daar? Alleen, en maak je dus geen persoonlijke zorgen, omdat ik zo nu en dan de angst krijg door critici, polemici, of liever speciaal klieklustige scheldbekjes, te worden ingedeeld, waar dan ook (Podium, Maatstaf, Gids, Nieuwe Testament, Soufragettes, Negentien Vijf en Vijftigers, Biologen, Schrijvers, Mannen, Vrouwen zelfs). Ik probeer dus niet weg te lopen maar rond, en niet te worden uitgesloten maar ingesloten. Dat is waarschijnlijk onmogelijk, en heeft als uiterste een gehomogeniseerd mengsel dat gelijkwaardig is in alle tijdschriften; maar op het ogenblik lijkt mij, van een afstand en dus misschien niet scherp gezien, alsof de scheiding te scherp, te haatdragend is geworden tussen alle groepen.’ Met een dergelijk, non-conformistisch standpunt heeft Vroman tegenover Bakker ongetwijfeld de uniciteit van zijn werk, en de onafhankelijkheid van zijn literatuuropvattingen willen benadrukken. In die zin bestaat er geen verschil tussen het hier uiteengezette publikatiebeleid en het standpunt dat Vroman heeft verwoord in de laatste strofe van het gedicht ‘Ik ook’. ‘En ra ra, wat ben ik dan, / realist, surrealist? / Mispoes, je hebt je vergist:/ Vroman.’

In de tweede plaats heeft Vroman met zijn verstrooiingsbeleid willen voorkomen dat zijn werk slechts binnen een beperkte publiekskring zou kunnen worden gelezen. Elke auteur huldigt expliciet of impliciet opvattingen over de wijze waarop zijn werk moet worden verspreid en gelezen, over de communicatie die hij met de publikaties van zijn werk bedrijft, of beoogt te bedrijven. Vroman heeft dergelijke opvattingen bij herhaling in zijn poëzie gethematiseerd, en in interviews aan de orde gesteld. ‘Schrijven is per slot een vorm van communicatie. Je schrijft voor mensen, als die er niets aan hebben, heb je het verkeerd gedaan.’ Zijn wens zoveel mogelijk lezers met zijn werk te bereiken, zijn behoefte aan een zo ‘breed’ mogelijke ontvangst, aan veel positieve reacties, komt in tal van getuigenissen aan de orde. Het is in dit verband goed te begrijpen dat Vroman in nagenoeg alle gevallen heeft voldaan aan verzoeken om kopij van de meest uiteenlopende redacteuren. Dergelijke verzoeken moeten hem hebben gesterkt in de gedachte dat hij ‘goed werk’ kon leveren, en meer, of door meer anderen, gelezen wilde worden.

Vroman heeft daarentegen wel sympathie gekoesterd voor het beleid van bepaalde tijdschriftredacteuren. Zijn opvallende aanwezigheid in De Gids aan het eind van de jaren vijftig, begin jaren zestig, hangt samen met de voortvarende wijze waarop De Gids-redacteur Bert Voeten op toezending van kopij reageerde en Vromans literaire belangen behartigde. Bovendien hadden auteur en redacteur vriendschap voor elkaar opgevat, die in brieven over en weer tot uitdrukking werd gebracht. Op 30 juni 1957 schreef Vroman aan J. Greshoff: ‘Van Rob Nieuwenhuys [redacteur van] (Tirade) hoor ik nooit en ik stuur niet graag werk als ik er zelfs geen “dank je”, of zelfs geen “ontvangen” op hoor. De Gids met de ijverige Voeten blijft dus mijn eerste keuze.’ En op 4 augustus van datzelfde jaar: ‘Wat de Hollandse tijdschriften betreft, Bert Voeten is de enige redacteur waar ik voorspelbaar genoegen van beleef.’ Vromans voorkeur voor De Gids kan dus niet worden verklaard vanuit een literair-poëticale verwantschap tussen auteur en tijdschrift, voor zover die tussen een auteur en een heterogeen tijdschrift als De Gids uit die jaren überhaupt al bestaan zou kunnen hebben. Wel vanuit de aard van de persoonlijke betrekkingen, waardoor concessies werden gedaan aan het beleid zoals Vroman dat in zijn brief aan Bakker had uiteengezet.

‘Een boodschap! Een boodschap’

Nu is de diaspora van al die teksten over zo veel verschillende tijdschriften, dagbladen, gelegenheidsbundels en bibliofiele uitgaven niet zonder gevolgen gebleven. Bij de samenstelling van de afdeling ‘Verspreide gedichten’ in de verzameluitgave 262 gedichten (1974) is bij vergissing een gedicht over het hoofd gezien. Dit gedicht, getiteld ‘Een boodschap! Een boodschap’, had de dichter in 1965 gepubliceerd in het Nieuw Vlaams Tijdschrift. Vroman, die de gewoonte had consequent alle voorgepubliceerde gedichten in bundels op te nemen, moet het uit het oog hebben verloren. Ook Sjoerd van Faassen, wie in verband met de produktie van 262 gedichten door de directie van uitgeverij Querido werd gevraagd een bibliografisch overzicht samen te stellen van voorgepubliceerde, maar nog ongebundelde (verspreide) gedichten, heeft het indertijd niet boven tafel gebracht. Het gedicht is niet opgenomen in Gedichten 1946-1984(1985). In een interview met P. Nijmeijer, afgenomen na de publikatie van Gedichten 1946-1984, moet Vroman hebben verklaard: ‘In [deze] bundel zijn tenslotte alle gepubliceerde gedichten opgenomen.’ Deze uitspraak komt, mede door het ontbreken van ‘Een boodschap! Een boodschap’, niet overeen met de werkelijkheid.

‘Een boodschap! Een boodschap’ is hieronder gepubliceerd. Het is een poëticaal gedicht: de dichter spreekt zich onomwonden uit over het communicatieve karakter van zijn poëzie; de verspreiding van ‘zijn boodschap’ is erin aan de orde gesteld. De ironie van de publikatiegeschiedenis van ‘Een boodschap! Een boodschap’ is, dat de boodschap die erin is uitgedrukt, in Nederland nooit (meer) is vernomen.
 
Leo Vroman Een boodschap! Een boodschap

 
Stilte! Ik heb een boodschap!  
Een boodschap voor dit stuk papier.  
Kalm hand. Ballpoint. Gehoorzaam wezen.  
Kogeltje in het puntje! geen gemier.  
Oog! Niet zo heen en weer; niet lezen hoor.

Maar stil! Ik heb een boodschap voor dit huis.
Buren. Hou op met rond wentelen in bed.  
Je haren schuren zo tegen de muren,  
je lange hoofdhaar en je korte pluis  
kan ik van verbeelding niet verduren,  
ach tragisch praat het ongevraagde kruis.
 
Maar stil! Ik heb een boodschap voor de stad,
drie straten ver, waar vreemdelingen
onder het gevaarlijk voor uitluifelen
der woeste huizen kwetsbaar schuifelen
op zwarte schoenen, over droge dingen,
en nauwelijks de hoek om of daar wachten
ze al, verdraaid hun ogen weer
op de mijne en op mijn gedachten
achteloos teer draadloos
 
maar stil! Ik heb een boodschap voor het land,
ik zie de schaduwen van wolken in de manen
schijn langs berghellingen naar boven gaan en
over de rand verdwijnen
en stervenden het oogwit nog verlicht
met ingehouden ziel verstomd verstijven
om deze boodschap eindelijk in te lijven
bij het verdwijnen van hun vergezicht  
 
maar stil ik heb een boodschap voor de aarde
zachte warme knikker dat je bent aarde
wie is van jouw met mens en bos behaarde
oppervlak het vachtgenot bekend,
het slaapfluweel, de ingeweven waarde

maar stil.  
Ik heb een boodschap voor het heelal  
Voor, van, het heelal en de  
sterren de vallende  
sterren tussen mijn opensperrende  
benen gaan ze beneden  
langs glijden ze tussen  
mijn beide dat kan niet  
heen en de 
maan is die al
 
Hè dat was heerlijk zo te schrijven, 
heus, dat heelal bedoelen, en mij rijk  
van achterhoofd tot hielen voelen
losgaan van het laken en naar buiten drijven  
door allebei de ramen tegelijk.

Tags

Reageren