Arnhem September'44: 9 Dagen in de Heksenketel

Stel je voor: je wordt boven vijandelijk gebied uit een vliegtuig geworpen met een parachute en duizenden andere soldaten. Je opdracht is om een brug te veroveren en deze bezet te houden totdat het landleger, dat 100 kilometer achter je ligt, is gearriveerd. Geen zorgen, word je verteld. Je zou twee, hoogstens drie dagen stand hoeven te houden. Zo lang zou het duren voordat het landleger met duizenden troepen en tanks de afstand tussen de Belgische grens en Arnhem heeft afgelegd, als er niks fout gaat tenminste. Ze moeten weliswaar enkele van de grootste rivieren van Europa oversteken, maar zolang jij de bruggen gewoon veiligstelt, is er niks aan de hand. Bovendien wordt de omgeving alleen verdedigd door een handjevol tweederangs Duitse soldaten.

Wat hoogstens drie dagen zou duren, werd in realiteit een gruwelijke beproeving van negen dagen. Van de 10.000 Britse paratroepers die op 17 september landden in de buurt van Arnhem, wisten er slechts 2500 te ontkomen. Met een bloedstollende reddingsactie over de Rijn kwam er op 25 september 1944 een einde aan de grootste luchtlandingsoperatie uit de geschiedenis: Operatie Market Garden. 

Wilde plannen

De altijd zo behoedzame veldmaarschalk Montgomery bedacht een wild plan dat zowel geniaal, simpel als gevaarlijk was. Na de uitbraak van de geallieerde legers uit Normandië waren de restanten van de Duitse legers massaal op de vlucht geslagen. Dit leidde tot een achtervolging, ook wel voorgesteld als een ‘grootse vossenjacht’, die begin september tot stilstand kwam bij de Belgisch-Nederlandse grens. De doodvermoeide Duitse troepen waren op het nippertje ontkomen, maar stonden op het punt van breken, zo was de gedachte van Montgomery. Een laatste genadeslag in de vorm van een gewaagde, geconcentreerde aanval zou de oorlog nog voor de kerst van 1944 moeten kunnen beëindigen. De sleutel tot de snelle overwinning was de verovering van de bruggen over de grote Nederlandse rivieren. Als een gepantserd leger deze zou kunnen oversteken, dan lag het industrieel belangrijke Ruhrgebied voor het grijpen en de weg naar Berlijn open.
 Hiervoor moesten wel de bruggen over de vele Nederlandse waterwegen worden veiliggesteld voordat het grondleger arriveerde. Een uitgelezen klus voor de paratroepers van de Amerikaanse en Britse Airborne Divisions. De Amerikanen zouden worden uitgeworpen boven Eindhoven en Nijmegen om de bruggen en de weg veilig te stellen waarlangs het Britse XXX Legerkorps van Generaal Horrocks vanaf de Belgische grens zou oprukken. De Britse ‘Red Devils’ van de Eerste Luchtlandingsdivisie  kregen de 'eer' om de belangrijkste en laatste brug bij Arnhem te veroveren. Horrocks zou vervolgens met zijn tanks binnen twee dagen naar Arnhem racen om hun te ontzetten

Race naar de brug  

De opdracht voor de Britse para’s was duidelijk. Land in de heide op zo'n 10 kilometer afstand van de brug bij Arnhem, ontscheep de met zweefvliegtuigen meegereisde jeeps en race naar de brug. Hier ging het echter al fout met de operatie. Na een verder vlekkeloze landing stuitten de eerste jeeps al na enkele kilometers op zware Duitse tegenstand.  Hier kwam nog eens bij dat de radio’s niet werkten, waardoor de aanvallen richting Arnhem niet op elkaar konden worden afgestemd en niemand wist wat de situatie was van andere eenheden. De bevelhebber generaal Roy Uruquart werd zelfs 36 uur lang vermist: hij was er hoogstpersoonlijk op uit getrokken om polshoogte te nemen, maar kwam in het strijdgewoel terecht. Van de drie uitgekozen routes van het landingsgebied naar de Arnhemse verkeersbrug  werd alleen de meest zuidelijke ‘Lion’ route amper verdedigd. Luitenant-kolonel John Frost wist met zijn Tweede Bataljon te voet langs de Rijn en de Duitse verdedigers te sluipen en zo nog op de eerste dag de verkeersbrug te bereiken. Aangezien de overige bataljons waren vastgelopen tijdens hun opmars naar de brug, stonden hij en zijn mannen er helemaal alleen voor.
Uit het niets doken overal tanks en versterkingen op van twee geharde SS Pantserdivisies die toevallig in de regio waren gelegerd  om te herstellen van de bloedige Normandische veldtocht. Van de voorgestelde tweederangs Duitse troepen was duidelijk geen sprake

Het beleg bij de brug

Terwijl Frost  dapper stand hield bij de noordzijde van de brug, werden de overige Britse bataljons langzaam teruggedreven op het nabijgelegen Oosterbeek. Bij de brug vielen Duitse pantserwagens vanuit de zuidzijde de posities van Frost frontaal aan. De Britse verdedigers bezetten een aantal strategisch gelegen huizen aan de noordzijde van de brug en wisten de aanval af te slaan. De volgende dagen werden ze echter huis voor huis uit hun posities geblazen door tanks en geschut. Het door de Britten bezette stukje Arnhem slonk met het uur. Na drie dagen van bittere straatgevechten moesten Frost en zijn mannen zich op 20 september gewonnen geven.

Volhouden in de heksenketel

Ondertussen waren de overige eenheden teruggedreven tot een klein gebied rond Hotel Hartenstein in Oosterbeek. Dit weelderige hotel deed nu dienst als hoofdkwartier van de divisie, wat eigenlijk nauwelijks nog als zodanig door kon gaan. Veel bataljons waren door de zware gevechten opgebroken en gedecimeerd. Overlevenden van verschillende eenheden sloten zich bij elkaar aan en vormden geïmproviseerde gevechtsgroepen die zo goed en kwaad hun deel van de steeds kleiner wordende sector verdedigden. Vanuit schuttersputten in de tuinen, tennisbanen, bossen en weilanden wisten de intussen doodvermoeide Britse para’s telkens weer de Duitse aanvallen tegen te houden. Binnen de hoefijzervormige sector, door de Duitsers nu ‘de Heksenketel’genoemd,  vonden de meest uiteengelopen gevechten plaats, van stadsgevechten, bosgevechten tot gevechten in het open veld.Door het constante gedreun van explosies, kogels, geschreeuw en man-tot-man gevechten bereikten sommige manschappen hun mentale breekpunt. Anderen toonden zich onverschrokken en kwamen tot ongekende heldendaden   

In de tussentijd waren de twee dagen die de para’s moesten standhouden al lang en breed voorbij. Veel mannen hoopten nog altijd op de verlossing, maar vroegen zich steeds meer af hoe lang ze nog stand konden houden. De Duitsers hadden de landingszones veroverd en kregen hierdoor de broodnodige voorraden in handen die eigenlijk voor de Britse para’s bestemd waren. Door de defecte radio’s konden de hongerige troepen niet in contact komen met het thuisfront om de steeds veranderende posities door te geven. Bovendien viel de inhoud van het kleine beetje aan voorraden dat ze toch te pakken wisten krijgen,  maar al te vaak vies tegen.  

Soldaten riskeerden hun leven om pakketten die na opening uit rode baretten bleken te bestaan. Veel troepen kregen het idee dat ze door de legerleiding de oorlog in waren gestuurd met verkeerde informatie, die nu ook niet eens niet eens een fatsoenlijke bevoorrading op touw konden zetten. In werkelijkheid was de legerleiding niet op de hoogte van de precaire situatie waarin de ‘Red Devils’ zich bevonden en toonden de piloten van de bevoorradingsvliegtuigen  staaltjes van ongekende moed door dwars door vijandelijk luchtafweergeschut te vliegen en vaak al brandend voorraden te droppen. Veel bemanningen gaven hun leven, achteraf gezien vaak alleen om de Duitsers onbedoeld van sigaretten en munitie te voorzien. Ondanks de zware beproevingen bleven de meesten op de grond een opmerkelijke doortastendheid tonen. Elke keer als er weer tankgeluiden te horen waren, werd er gehoopt dat het de reddende tanks uit het zuiden waren, om elke keer toch weer geconfronteerd te worden met Duitse Panthers en Tiger tanks. Met de laatste restjes aan munitie en anti-tank kanonnen wisten de Britten toch een opmerkelijk aantal tanks uit te schakelen.

Huizen vol Tommies

Ook de achtergebleven Nederlanders toonden vaak opmerkelijke moed. Veel families die een paar dagen tevoren nog de bevrijding vierden van het altijd zo rustieke Oosterbeek, zagen nu hun huizen omgetoverd tot ziekenhuizen en commandoposten die van de zolder tot de kelder bezaaid lagen met gewonden en doden. Veel Oosterbekers, jong en oud, hebben zich al die dagen ingezet voor de verzorging van hun gewonde ‘bevrijders’.  

Op maandag 25 september hielden de overgebleven para’s al negen dagen stand bij Oosterbeek. De dag tevoren waren nog de Poolse parachutisten geland aan de overzijde van de rivier, maar werden door de Duitsers opgewacht en in grote getale uit de lucht geschoten. Ook hun poging om die avond in rubber bootjes de rivier over te steken om Uruquart en zijn mannen te versterken, liep uit op een slachting.

De cavalarie is te laat

Op 20 september veroverden de Amerikaanse para’s door een zeer gewaagde geimproviseerde oversteek de Waalbrug bij Nijmegen, maar waren verafschuwd toen ze zagen dat de Britse tanks van het XXX Legerkorps weigerden om meteen  naar Arnhem op te rukken om hun Britse parabroeders te ontzetten. De volgende dagen stuitten de Britse tanks op Duitse versterkingen die over de brug bij Arnhem waren aangevoerd. De vijftien kilometer verderop gelegen Arnhemse brug bleek inderdaad, zoals Generaal Browning al van tevoren had opgemerkt,  een brug te ver.

Op maandag 25 september werd besloten dat de Eerste Britse Luchtlandingsdivisie bij Oosterbeek definitief niet bereikt kon worden en dat er een evacuatie op poten moest worden gezet. Onder dekking van de duisternis slopen de laatste overgebleven 'Red Devils' die nacht richting de Rijn, waar ze met bootjes de rivier over werden gezet. Velen werden alsnog geraakt door Duitse kogels die over het water scheerden. Andere achtergebleven besloten eieren voor hun geld te kiezen en zelf naar de overkant te zwemmen. Ze bereikten onderkoeld en vaak zonder broek de oever.
Alle gewonden werden achtergelaten in Oosterbeek en verdwenen in krijgsgevangenschap. Voor de Nederlandse bevolking werd de oorlog met acht lange wintermaanden verlengd. Arnhem en Oosterbeek werden door de Duitsers gevacueerd, waardoor de toch al getraumatiseerde bevolking de lange laatste oorlogswinter moest doorbrengen als oorlogsvluchteling. 

In de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog heeft de Slag om Arnhem bijna mythische proporties aangenomen. Al tijdens de slag werd vaak de vergelijking gemaakt met Amerikaanse westerns waarin geïsoleerde kolonisten telkens weer Indiaanse aanvallen wisten af te slaan om op het nippertje nog door de cavalerie gered te worden. Helaas heeft de cavalerie de omsingelde 'Red Devils' bij Arnhem nooit bereikt. Toch zien veel veteranen hun beproeving niet als een nederlaag. In plaats van de drie dagen die ze maximaal moesten standhouden wisten ze toch negen dagen de Duitse aanvallen af te slaan. Toen hij zich in Arnhem overgaf aan de Duitse SS-commandant, kreeg majoor Freddie Gough het compliment dat de Britten zeer dapper hadden standgehouden en dat ze duidelijk zeer ervaren waren in straatgevechten. "Nee hoor", merkte Gough droogjes op, "het was onze eerste poging. De volgende keer doen we het beter".   

Tags

Reageren